Van de medicinale deugden van slechte geschriften

Het heeft mij deze week aan lust tot de arbeid ontbroken, en dus heb ik geen voorraad voor handen.[1] Nu heb ik mij zelf overreed, dat de lezer liever eens ander werk dan mijn eigen zal willen lezen, en dus ben ik zeer verblijd dat de Heer Montesquieu mij heden in staat stelt om hem op enige vreemde zeldzaamheden te onthalen, namelijk op een middel tegen de slapeloosheid en een nieuwe methode om zieken te genezen, waarvan de proef midden in Parijs genomen is.[2] Ik twijfel niet of men zal in andere landen insgelijks geen gebrek aan soortgelijke artsenijen hebben, en mogelijk behoort mijn Artz of Geneesheer er wel voornamelijk onder.[3]                                                

[1] Johann August Unzer, ‘Drie en dertigste vertoog - Van de medicinale deugden der slechte schriften’ in Naleezing van den artz, of geneesheer; in aangenaame spectatoriaale vertoogen, op eene klaare en eenvoudige wyze leerende, wat men moet doen, om gezond, lang, en gelukkig te leeven - Tweede deel (Amsterdam: Erven F. Houttuyn, 1773 p 55-66). Omgezet in wat moderner Nederlands, met behoud van de typische stijl, en hier en daar […] ingekort.

[2] Unzer parafraseert een groot deel van ‘Lettre d’un médecin de province à un médecin de Paris’ uit Lettres persanes, een satirische briefroman van Montesquieu (1721).

[3] Unzer verwijst hier ironisch naar zijn eigen periodiek! Artz & kwakzalver

Te Parijs was een zieke die in 35 dagen niet geslapen had.  Zijn arts wilde hem Opium doen gebruiken, hetwelk de patiënt echter niet wel besluiten kon in te nemen, en wanneer dit geneesmiddel gereed gemaakt was, en hij het reeds in de hand had om het in te slikken, begon hij nog sterker te aarzelen. Dus wendde hij zich eindelijk tot de dokter, die hij tot de volgende morgen om genade smeekte en verzocht een ander middel, hetgeen hem juist inschoot, alvorens in 't werk te mogen stellen. ‘Ik ken, mijnheer’, zeide hij, ‘een man, die wel geen arts maar niettemin een menigte middelen tegen de slapeloosheid bezit’. ‘Vergun mij dat ik hem laat komen en wanneer ik dan vannacht niet slapen kan, zo beloof ik u morgen aanstonds te doen roepen’. De dokter op deze wijze zijn afscheid gekregen hebbende, deed de patiënt de gordijnen van zijn bed toeschuiven en gebood aan een van zijn huisgenoten naar de heer Anis te gaan en te zeggen dat hij hem wilde spreken. Mijnheer Anis komt. ‘Mijn lieve heer Anis’, zegt de zieke, ‘ik moet sterven, omdat ik niet slapen kan. Hebt gij niet ergens in uw boekenwinkel het een of ander gebedenboek of wat preken die niet aan de man willen? Want somtijds zijn die boeken, die het langst gelegen hebben, de beste’. ‘Mijnheer’, antwoordde de boekverkoper, ik kan u met de zes delen van Pater Caussins Cour sainte gerieven.[1] Ik zal ze u aanstonds zenden en ik wens dat ze u een gezonde slaap verschaffen mogen. Of begeert gij de werken van de Spaanse Pater Rodriquez[2], zo gelieft maar te gebieden, echter zijn naar mijn begrip die van Pater Caussin de beste, en ik twijfel niet of zij zullen de gewenste uitwerking doen.’ Hierop ging mijnheer Anis naar huis om het beloofde middel op te zoeken. La Cour Sainte werd het stof afgeveegd en de patiënt thuis gezonden. Zijn zoon, een aankomend jongeling, begon te lezen. Hij ondervond allereerst de uitwerking. Op de tweede bladzijde kon hij al geen woord meer uitspreken en de overigen van het gezelschap raakten insgelijks ingedut. Kort daarop was het snurken algemeen, behalve de lijder die, na verscheidene malen herkauwd te hebben hetgeen hij gehoord doch volstrekt niet begrepen had, eindelijk mede gerust in slaap viel. Reeds tijdig was de dokter, de andere morgen, voor het bed van zijn patiënt: ‘Wel nu’, vroeg hij, ‘hebt gij de Opium ingenomen?’ Maar niemand antwoordde hem, niettemin wees hem de vrouw en dochter, met verrukking, het werk van Pater Caussin. Hij vroeg, wat of dit beduidde. ‘O’, gaven zij ten antwoord: ‘Lang leve Pater Caussin! Wij zullen hem laten inbinden! Wie had zulks kunnen denken? Het is een wonderwerk! Zie daar! Heer dokter, dit deel heeft onze man en vader in slaap doen vallen’. En toen verhaalden zij hem alles wat er gebeurd was.  

[1] De Franse jezuiet Nicolas Caussin schreef een meerdelig werk over de passies, La Court Sainte (1638).

[2] Vermoedelijk Alonso Rodríguez of Alfonsus Rodericius (1537-1616) een Spaanse jezuïet-missionaris die heilig werd verklaard.

De arts was een man die zich de geheimen der Cabbalisten[1] en de macht der woorden en geesten, volmaakt verstond. Deze ontmoeting deed hem verscheidene opmerkingen maken en eindelijk besluiten, zijn gehele praktijk in 't algemeen te veranderen. Hier is inderdaad, zei hij in zichzelf, een singulier geval; ik moet hier omtrent verder proeven nemen. Waarom zou een geest aan zijn werktuig niet de zelfde eigenschappen kunnen mededelen, die hij zelf bezit? Ziet men dit niet alle dagen? Ten minste de moeite zal wel beloond worden, om het eens te onderzoeken, daarbij vervelen mij de apothekers. Hun siropen, jaleppe[2], en andere Galenische[3] artsenijen bederven de zieken. Wij zullen voorzeker onze methode veranderen en de kracht van de Spiritualia[4] eens beproeven. Naar dit ontwerp maakte hij zich een geheel nieuwe pharmacie, zoals men uit de voornaamste geneesmiddelen zien zal, van welke hij zich naderhand bediende, en die in de meeste gevallen van een heilzame uitwerking waren om de gevaarlijkste kwalen te verdrijven.

[1] De kabbala stamt grotendeels uit de middeleeuwen en werd door joodse en Arabische schriftgeleerden in het Westen geïntroduceerd. De kabbalisten gebruikten hun intuïtieve gaven en magische vierkanten om de karaktereigenschappen van een persoon te doorgronden, en hadden ook diverse methoden om de toekomst te voorspellen.

[2] Jalappe is een plantaardig laxeermiddel.

[3] Galenisch verwijst naar de medische leer van Galenus, een Griekse arts uit de tweede eeuw.

[4] ‘Geestrijke’ dranken.

Purgerende ptisane[1]Neemt drie vellen van de Logica van Aristoteles in 't Grieks; twee vellen van een der scherpzinnigste verhandelingen uit de scholastische godgeleerdheid; vier vellen uit de werken van Paracelsus, een vel van Avicenna; zes van Averroes, drie vellen van Porphyrius, de zelfde kwantiteit van Plotin en Jamblichius, laat dit alles vierentwintig uren in heet water weken en gebruikt daarvan dagelijks vier doses.

Een sterk purgeermiddelNeemt een goede kwantiteit van de scherpste Hekelschriften, distilleert die in bronwater, en mengt vervolgens een druppel van deze scherpe en bijtende likeur in een glas gewoon water; dit kan men met een volledig vertrouwen gebruiken.

Een braakmiddelNeemt zes ordinaire Redevoeringen; twaalf Lijkreden, onverschillig welke, slechts enige weinige uitgezonderd. Voegt hier bij een verzameling van nieuwe opera’s; vijftig onderscheiden romans, doet alles in een distilleerkolf, met dertig nieuwe Memoires, laat het twee dagen gisten, haalt het vervolgens in warm zand over, en zo dit nog niet voldoende mocht bevonden worden, zo voegt er een vel gemarmerd papier bij, dat om de maandelijkse journalen geslagen geweest is, laat het drie minuten weken, en gebruikt van deze thee telkens een lepel vol, maar warm.

Een zeer eenvoudig middel tegen de kortademigheidLeest alle de werken van de Jezuiet Pater Maimburg[2] en houdt uw adem niet eerder in dan aan het einde van elke periode, en gij zult bevinden dat van tijd tot tijd de kracht om lucht te scheppen sterker worden zal, zonder dat het nodig is dit middel meer dan eens te gebruiken.

[1] Een uit gerst bereide drank voor geneeskundige doeleinden.

[2] Louis Maimbourg (1610-1686), Franse jezuiet en historicus.

Dit zijn de artsenijen waarvan zich deze arts in 't vervolg met een ongelooflijk succes bediende. Hij wilde, volgens zijn zeggen, om zijn patiënten niet te ruïneren, geen zeldzame middelen, die moeilijk te vinden waren, voorschrijven: bijvoorbeeld geen Opdrachten, die doorgaans onbekwaam zijn om 't geeuwen te veroorzaken, geen al te korte Voorreden; geen Mandament[1] door een bisschop zelf opgesteld; geen Paskwillen[2] noch Blauwboekjes[3], omdat die hun werking te schielijk doen. Hij meent dat zulk soort van geneesmiddelen tot niets anders dienen zouden dan om de kwakzalverij tegemoet te komen, waartegen hij een onverzettelijke afkeer betuigt te hebben.

De Heer de Montesquieu zou zeker deze nieuwe pharmacie voor de nakomelingschap onwaardig gehouden hebben, indien men er zich niet veilig op verlaten kon. Doch aangezien alles naar het Frans klimaat geschikt is, zouden deze mogelijk voor onze landstreek van weinig nut zijn, indien wij insgelijks niet van soortgelijke geneesmiddelen voor onze gesteldheid rijkelijk voorzien waren. Want evenals de gunstige natuur gezorgd heeft dat in ieder land zulke kruiden wassen, die met de behoeften van de inwoners het beste overeenstemmen, zo brengt Duitsland insgelijks en Holland niet minder een menigte van dergelijke artsenijen voort, waarin een tot hier toe onbekende weldaad verborgen ligt. Om nu ook hieromtrent mijn noodlijdende naasten van dienst te zijn, zal ik alle die opmerkingen bekend maken, welke ik, volgens de aanleiding van de genoemde Fransman, reeds sedert enige tijd verzameld heb. […]

Het duidelijk onderscheid van 't klimaat en de aard van de mensen in Duitsland en Frankrijk blijkt inzonderheid uit de verschillende werking van de Lof- en Lijkreden. In het voorgemelde receptboek worden ze gebruikt als een braakmiddel. In onze koude landen werkt de retorica in 't algemeen als een Opiaat, want onze natie slaapt het meest in de kerk, en vele vlijtige kerkgangers zouden zeker door slapeloosheid lang begraven zijn, indien zij in de kerk hun schade niet inhaalden. Men zegt dat er geen zachter slaap is dan deze, en de echte kenners daarvan beginnen reeds te sluimeren onder het voorgebed. […]

[1] Een verordening of kerkelijk order.

[2] Pasquille = spotschrift.

[3] Blauwboekjes zijn vlugschriften over allerlei onderwerpen, vaak politieke of godsdienstige, bedoeld om tegenstanders te beschimpen en medestanders te werven.

Pechlin[1] verhaalt van een zekere hoogleraar dat hij altijd, voordat hij naar 't college ging om zijn voorlezingen te doen, vooraf stoelgang of ten minste een sterke waterlozing kreeg. Een bewijs dat het doceren van wetenschappen een beproefd middel tegen de verstopping is. Lieden dus die met deze kwaal geplaagd zijn, kunnen niets beter doen dan een academisch professoraat te kopen. De mensenliefde is in Duitsland zo groot dat de noodlijdenden zodanig een ambt voor een gering prijsje bekomen kunnen; ja ik ken professoren die geen twee woorden zonder stamelen kunnen voortbrengen en die echter dagelijks op een natuurlijke wijze lucht scheppen.

Wanneer men door verkeerde wegen de koorts verdreven heeft en daarop waterzuchtig word, zo geven zich de artsen – doch, helaas,  dikwijls tevergeefs – veel moeite om hun lijders door heilzame middelen opnieuw de koorts te doen krijgen en die naderhand grondig te genezen. Met veel succes kan men zich in zulk een geval, in plaats van artsenijen, van de meeste Duitse Treurspelen bedienen, die met hangen beginnen en met radbraken eindigen. In het eerste bedrijf gevoelen de toehoorders enige rilling, in het derde worden zij koud en deze koude neemt in het vijfde bedrijf zodanig toe dat zij beginnen te klappertanden.[2]

In plaats van de Opera’s, Romans en Memoires, waarvan zich de Franse dokter tot braakmiddelen bedient, hebben wij in Duitsland zekere Lijkzangen, die met dat doel bijzonder goede werking doen.[3] Want Juncker verhaalt in zijn Therapia generali, dat twee vrouwen, telkens als zij sommige Lijkzangen hoorden zingen, onophoudelijk braakten zolang het gezang duurde.[4]

[1] Misschien gaat het om Johann Nikolaus Pechlin (1646-1706) de in Leiden geboren arts en latere professor aan de universiteit van Kiel.

[2] [originele noot] Zouden onze huwelijkszangen niet wel dezelfde uitwerking doen als de Treurspelen in Duitsland?

[3] [originele noot] De Blauwboekjes en dergelijke schriften, die dagelijks hier voor de vensters van de  boekverkopers hangen, zijn bijna van dezelfde aard. 

[4] Johann Juncker (1679-1759) Duitse arts en chemicus, auteur van o.a. Conspectus therapiae generalis.

Tegen de hondshonger of zogenaamde boulimie is sedert een halve eeuw geen onfeilbaarder middel uitgevonden dan een publiek schrijver te worden. Het voordeel hiervan is dat de artsenij pro receptivitate naturae werkt[1]: elk moet maar in 't schrijven zijn natuurlijke geneigdheid volgen, hij zal licht de een of andere drukker vinden, die hem daarvoor de honger zal stillen. Lierzangen, Komediën, Satiren, Wekelijkse blaadjes, Uittreksels in usum Auditorii,[2] uitgaven van oude boeken met nieuwe titels, en vervelende Voorredes, Romans: alles verschaft zijn auteur het brood, en wanneer eindelijk niets meer lukken wil en de honger op het scherpst begint te nijpen, moet hij nog niet wanhopen, maar zijn toevlucht tot het laatste vonkje van vernuft nemen, dat is: de godsdienst te bestrijden, en ofschoon hij al het bijgeloof niet overwint, dat ook zijn hoofdoogmerk niet is, welk bezwaar? Zijn maag blijft niet ledig, waarover zou hij zich dan ontrusten? Doch om niet al te ver uit te weiden, daar deze stof minder nuttig voor de lezer dan voor de doktoren is, zal ik maar in 't algemeen aanmerken dat onze boekwinkels inderdaad apotheken zijn. Slechts is het te beklagen dat wij zo dwaas zijn deze artsenijen nog in het buitenland te zoeken, en die uitmuntende voorbrengsels verachten welke ons eigen land in overvloed oplevert en ons dagelijks onder de ogen komen. Geen kwalen zijn er waarvoor wij geen geleerde geneesmiddelen hebben, die zelfs zo goed hun werking doen zullen, als het verkoelend Sal Polychrest[3], al was de long en lever ook tegelijk aangestoken. Onze Satiren doen ons zo goed kwijlen als 't kwikzilver, en veel beter dan de Italiaanse en Franse Satiren; Edelmans werken genezen de blindheid van 't christendom,[4] ten minste zo gelukkig als Tindal[5] en Collin[6]. Wat drijft een goed, gezond en natuurlijk zweet beter naar buiten dan wanneer men in Kindermans[7] schriften naar verstand zoekt? Zijn de Epistolae obscurorum Virorum[8] wel bekwamer om een halsgezwel te doen doorbreken, dan de verbeterde schrijfkunst van Rosen?[9] Kan een buitenlandse boekwinkel zich wel beroemen een betere hartversterking voor de jeugd te bezitten dan de Aziatische Banise van Ziegler?[10] Alle deze, en meer andere, voortreffelijke geneesmiddelen zijn in elke boekwinkel voor een zeer geringe prijs te bekomen, en wie begerig is de bijnamen van deze Materia Medica[11] te weten, die kan ik de Leipziger Mess Catalogus[12] het allerbeste aanbevelen.[13]

[1] ‘volgens de ontvankelijkheid van de natuur’

[2] ‘voor het gebruik van het publiek’

[3] Polychrest zout = voor vele doelen nuttig zout.

[4] Mogelijk verwijzing naar: De godsdienst van een edelman, met hare gronden en redenen. Waar in de waarheit der kristelijke godsdienst in 't algemeen word verdedigt (Rotterdam 1694).

[5] Matthew Tindal, Christianity as Old as the Creation (1730).

[6] Anthony Collins (1676-1729) Engelse filosoof.

[7] Balthasar Benjamin Kindermann (1636-1706) Duitse dichter?

[8] Een verzameling satirische Latijnse brieven, verschenen in 1515-19 in Hagenau, Duitsland.

[9] Onduidelijk welke (Duitse) schrijver hier bedoeld wordt.

[10] Anselm Heinrich von und Kliphausen Ziegler (1663-1697) een Duitse schrijver, vooral bekend om de barokke roman Die Asiatische Banise oder Das blutig-doch muthige Pegu die populair was tot de tweede helft van de 18de eeuw.

[11] Kennis van geneesmiddelen of farmacologie.

[12] De jaarmarkt van Leipzig heeft een lange geschiedenis met vanaf de 17de eeuw ook sterke aantrekking van boekhandelaars toen de Buchmesse concurreerde met die van Frankfurt.

[13] [originele noot] Hier te lande behoeft men geen Mess Catalogus te lezen, want men vindt ze, met de andere geneesmiddelen tot verborgen kwalen, dagelijks in de Nieuwstijdingen aangekondigd, en de tot zekere bepaalde tijd verminderde prijzen van de werken, die eerst bij intekening zijn uitgegeven, zijn het krachtdadigste bewijs van de onfeilbaarheid van hun werking.

Epiloog

Elders heeft onze Artz anderzijds bericht over de gevaren van medische lectuur[1] en de nadelige invloed van slechte literatuur.[2]  Van dit laatste hier een uittreksel:

Reinhard Langhand, een letterzetter, kwam bij mij om raad tegen zonderlinge trekkingen in de rechterhand, waarop een hevige zwelling en ontsteking volgde die echter ophield zodra hij hetgeen dit veroorzaakte naliet. Ik heb hem nauwkeurig ondervraagd wat de oorzaak van deze trekking zijn mocht? Maar hij is stijf en sterk gebleven bij hetgeen ik nu verhalen zal, ofschoon ik het in den beginne zelfs voor ongelooflijk hield. Altijd, zei hij mij, wanneer ik een slecht werk te zetten heb, krijg ik die trekkingen in de rechterhand. Zodra er in hetzelfde werk laffe invallen, eigen roem, zotte gedachten of onbeschaamde vleierij voorkomen, dan beginnen die trekkingen reeds in de voorafgaande regel en hoe nader ik tot de zaak zelf kom, hoe heviger ze worden. Bij het zetten van een nieuwe Boven-natuurkunde (metafysica), omtrent twee jaar geleden, was de trekking en zwelling zo hevig, dat ik er een harde knobbel van in de hand kreeg, die hij mij toonde en die ik eigenhandig betast heb. Vlak boven die metafysische knobbel kwamen er vier anderen, door een droevige bundel Predikaten die een veldprediker uitgaf. Een bandje Lierzangen had hem een puist te voorschijn doen komen, waaruit gedurig een soort van ziltig water liep, en enige bladen jammerlijke Poëzie hadden hem zelfs die trekkingen tot in de schouders doen gevoelen, waarop zich een zwelling in de buiging van de arm had beginnen te vertonen, die zich tot een buil gezet had en gedurig etterde en stonk. Ik heb bij de baas bij wie deze man werkt, bij zijn makkers, bij zijn vrouw en bekenden vlijtig de waarheid van zijn verhaal onderzocht, maar zij komen allen in hun getuigenis overeen dat die brave zetter aan deze toevallen in zijn beroep onderworpen is. Ik heb hem, in plaats van hem een recept voor te schrijven en medicijnen te verordenen, bij een beroemd boekdrukker, die niets dan goede werken aanneemt, bezorgd en sedert die tijd heeft hij nu en dan wel enige trekkingen gevoeld, maar geen knobbels meer gekregen.

[1] Zie ‘Het gevaar van medische lectuur’.Gevaarlijke lectuur

[2] Derde vertoog 'Uittreksels uit een aantekenboek van zeker oud dokter’ in Naleezing van den artz, of geneesheer; in aangenaame spectatoriaale vertoogen - Eerste deel (Amsterdam: Erven F. Houttuijn, 1773 p 34-45); tekst p 36-37 licht aangepast.

De periodiek De Naamlooziana, of vertoog zonder naam, over vragen zonder vinding  (1772) geeft in een lang voorwoord een uitvoerige toelichting over zijn titel met tot slot de bekentenis:

't Zou ons […] niet mooglyk zyn geweest zo groot een Voorreeden te maaken enkel over den Tytel, indien wy niet verre gevorderd waren in de edele KONST der LANGDRAADIGHEID […]. Wy zyn zo zeer overtuigd van wèl te doen, dat wy in deeze Republyk […] welhaast alle Ziektens ziende geneezen door LANGDRAADIGE GESCHRIFTEN, ook hoop hebben in de Boekäpotheeken deezer Stad, binnen kort te zullen vinden: Een Pakket met VOORREEDENS, welke’s morgens geleezen wordende, zes afgangen verwekt. En dan een Purgatie noodig hebbende, wy de Onze mogen recommandeeren, om die slegts in te zien, en 'er aanstonds de werking van te voelen.

Deel deze pagina