Soorten dronkaards

Naast een vurige polemist was Richard Verstegen ook een pittige humorist, zoals ik elders geïllustreerd heb aan de hand van zijn Wet-steen des Verstants (1620).[1] Hoofstuk 20 handelt over dronkaards met enkele anecdotes maar zonder de scherpzinnige observaties die hij in andere werken toonde. Ondanks een hele reeks officiële verordeningen om dronkenschap te beteugelen had Verstegen voldoende gelegenheid om “niet alleen het kroegleven en den dronkaard in 't algemeen, maar ook nog vijf en twintig verschillende soorten van zatlappen heel raak en snedig te typeeren”.[2] Voorheen had hij als een soort vingeroefeningen volgende passages aan de dronkenschap gewijd.

Van Hamborch wordt geschreven[3]

  • Dat het droncken drincken seer oudt is, want het in de wereldt gheweest is in den tijdt van Noe.
  • Dat de dronckaerts de Comedianten zijn van den duyvel, want sy spelen veel comedien en tragedien voor hem, daer hy ghenuchten in neemt.
  • Dat het schijnt dat de dronckaerts een soort van toovenaers zijn, want sy maeken al circkels over en weer op der aerden, so sy achter straten gaen.
  • Dat sy de privilegie van Bachus vercregen hebben, om costelijcker te pissen als andere menschen.
  • Dat waer het saecke dat het den slaep niet en dede, eenen dronckaert soude moeten blijven een ghedurigh zot.
  • Dat eenen brassaert sijn ghelt in zijnen buyck, ende eenen gierighaert steeckt sijnen buyck in sijn tes.

[2] J.E. Verlaan & E.K. Grootes, ‘Dronkenschap in de moraalfilosofie en literatuur’ in Dirck Pietersz. Pers, Suyp-stad of Dronckaerts leven (Culemborg, Tjeenk Willink / Noorduijn, 1978) p 41-55. Zie ook Willem van Eeghem & A.A. Keersmaekers (red.), ‘De gulsigheydt – Inleiding’ in  Willem Ogier, De tooneelwerken (Antwerpen, De Sikkel / Amsterdam, Wereldbibliotheek, 1921) p xi-xiv.

[3] De gazette van nieuwe-maren, van de gheheele wereldt. Ghemenght met oude waerhedenHier by is oock ghevoegt eene wederlegginghe van eenighe onbequame Nederlandtsche spreuck-woorden (Antwerpen, Hieronymus Verdussen, 1618) p 77-78.

Epitaphie van H. gheheten in de wandeling Grootendorst[1]

Hier heeftmen Grootendorst in d'eerde gesoncken.

Die selden nuchtren was, en dickmaels droncken,

Hadde hy oock hongher пае zijn dorst ghehadt,

Ну hadde wel de dierte gebrocht in de Stadt,

Maer de doodt hem haelende in bequamen tijdt,

Heeft daer deur de Stadt van de vrese bevrijdt.

Explicatie.

Desen persoon gheheten Heyn Grooten dorst, heeft eertijts ghewoont te Vilvoren, ende heeft ghedroncken vijftich jaren, ende ghenomen (so eenighe de calculatie maeckt) dat hy elcken dach int jaer hem gheleden heeft met dry potten, soo beloopt dat in de vyftich jaeren tot 54750 potten, ende den pot gherekent (naer dien tijdt) maer op een halven stuyver, soo bedraecht het in alles, de somme van 1678 guldens en vijf stuyvers.

Denckt hoe de somme gheworden waer veel grooter,

Had elcke pot ghecomen op een stooter,

En oock hoe veel hy had ghedroncken badt,

Had hy meer ghelt, oft meer gheloove ghehadt.

[1] Neder-duytsche epigrammen op verscheyden saecken, soo wel te stichten, als den geest te vermaecken. Met genuchlycke epitaphien op d'overledene gedicht, waer deur dat de levende worden oock gesticht  (Mechelen, Hendrick Iaey, 1617) p 98.

De Character van eenen Dronckaert[1]

  • Eenen dronckaert is de figuer van eenen sot, en oock een sot selver, want hy dispendeert zijn gelt om zijn verstandt quijdt te wesen.
  • Als hy volcomelijcken droncken is, zoo machmen hem zijn binnenste zijde buyten keeren, en sien wat hy in zijn hert verborgen heeft.
  • Hy en discoureert nimmermeer so veel noch soo vry uyt, dan als hy minste weet wat dat hy seyt, ende alsdan tormenteert hy oock aldermeest de patientie van zijn moede aenhoorders, met veel woorden en weynighe wetenschap.
  • Hy beiaemert grootelijck de menschen, die in de werelt leefden, eer datmen van pekelherinck heeft gheweten, maer hy verblijt hem noch in d'antiquiteydt van ghebranden wijn.
  • Het schijnt als hy uyt de herberghe comdt, dat hy daer gheweest heeft om te leeren tooveren, want hij maeckt al effen op de manier van cirkels ,zoo hy over en weer is ghaende achter straeten, ende daer mede crijcht hy alle de iongkers tot zijn pagien.
  • Hy laet zijn gelt inde herbergh en de weerden daer van die hy daer uyt draegt dat verpist hy teghen de mueren.
  • Hy plach den tijdt te leven dat als hy niet droncken te bedde ghinck, soo was hy den naesten dach qualijck te pas, maer daer naer met altoos droncken te bedde te gaen, is hy ghecomen nimmermeer wel te pas te wesen, en door zijn groote ghewilligheyt om op soo veel ghesontheden van ander menschen bescheet te doen, is hy zijn eyghen ghesontheydt heel quijt gheworden.

De Conclusie.

Desen ghezel op wysheyt niet en past

Want hy door drincken maeckt hem zelven sot

Met wyn oft bier syn hersnen zyn belast,

En al zyn vreught dat haelt hy uyt den pot

Om hem te toonen soomen mach bemercken

Niet als een mensche, maer als een gecleedt vuyl vercken.

[1] Characteren oft scherpsinnighe beschrijvinghe van de proprieteyten, oft eygendommen van verscheyden persoonen (Antwerpen: Guilliam Lesteens, 1619) character xxii.

Rond 1625 laat Verstegen een kleine bundel verschijnen waarvan slechts één onvolledig exemplaar in de universiteitsbibliotheek van Gent te vinden is: De medecyne…teghen de droefheyt ende melancolie, vol cluchten…ende scherpsinnighe ghenuchten.[1] Daarin staat het stuk dat mij tot deze bijdrage aanzette:

De operatie van stercken dranck in de hersenen van vyf-en-twintich-derley soorten van dronckaerts.

Verstegen schetst telkens in een zesregelige strofe het uiterlijk, karakter en gedrag van de ‘Leeuwen dronckaert, Slaep --, Simmen --, Vercken --, Amoreusen --, Singhenden --, Dansenden --, Lachenden --, Crytenden --, Milden --, Drollighen --, Quereleusen --, Vrindelijcken --, Gravenden --, Faem-rovenden --, Glorieusen --, Neus-wysen --, Ghereformeerden --, Onnutten --, Pijnlijcken --, Dullen --, Devoten --, Solitairen --, Bedrieghelijcken --, en Versmoorden dronckaert.’ Met als slot:

Leser besiet de conterfeytsels hier

Van dese gheesten, hoe sy syn ghestelt

Als hunne herssenen met wijn oft bier,

Door overlasten syn alsoo ontstelt,

Waer door dat menschen van verstant en reden,

De reden meer als beesten overtreden.

[1] Edward Rombauts, Richard Verstegen, een polemist der contra-reformatie (Brussel, Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1933) p 190.

Hoewel nog deels moraliserend en anti-protestants weet Verstegen de 25 soorten dronkaards raak te typeren en hij lijkt me hierin zeer origineel. Wel vindt men in de 16de eeuw enkele teksten over de diverse invloeden van alcohol op het karakter en gedrag van de dronkaard: Anna Bijns had het over ‘veerthien manieren van dronckaerts’; een soortgelijke lijst is te vinden in Jan van Stijevoorts Refereinenbundel, en de Brugse rederijker Eduard de Dene gaf in zijn Testament Rhetoricael een opsomming van 52 soorten bierdrinkers! Ook waren er liedjes en vlugschriften te vinden zoals Placcaet van twee-en-veertig verscheyde dronckaerts en Geestig liedeken van acht-en-veertig verschillende dronkaards.[1] Het betrof vaak plastische omschrijvingen (de huilende drinkebroer, de slapende dronkaard, de wulpse zatlap, de waanwijze dronkenlap, de babbelaar, de slaper, de onruststoker enz.) maar zonder de spitsvondige toelichting die Verstegen bij zijn typetjes geeft. Misschien haalde hij zijn mosterd in buitenlandse literatuur. De Engelse schrijver Thomas Nashe schetste in een satirisch pamflet Pierce Penilesse (1592) acht types van dronkaards: zes werden betiteld als dier (aap, leeuw, zwijn, schaap, geit en vos). Dit idee werd ‘overgenomen’ of simpel geplagieerd door andere Engelse auteurs.[2] Zou Verstegen hier de inspiratie gevonden hebben voor zijn typologie? Hij was zeker goed vertrouwd met de Engelse literatuur en ook hij gebruikte drie maal een dier om een dronkaard te typeren (leeuw, aap, varken). Misschien hebben zowel Nashe als Verstegen zich laten inspireren door het bekende Narrenschip van Sebastian Brant (1494), althans de latere versies ervan, waarin leeuw en varken bij de dronkaards vermeld staan:[3]

[1] Dirk Coigneau, ‘Drinken en drinkebroers’ in Refreinen in het zotte bij de rederijkers (Brussel, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1982) p 388-390.

[2] Thomas Nashe, Pierce Penilesse His Supplication to the Divell (London, Abell Jeffes, 1592) p 60-61; Franse vertaling Supplique au diable de Pierre Sans-le-Sou (1592); Thomas Young, England's Bane, or the Description of Drunkennesse (London, William Jones, 1617); Thomas Baily, 1634 p 71-74); D.N., The Figure of Six, containing these six things: wit, mirth, pleasure, pretty observations, new conceits, and merry jests (London, John Wright, 1634; 1652); Martin Parker, The Figure of Seven, very Pleasant to Reade, Plaine to Understand, and Profitable to Practise (London, Fr. Coles, 1647);  George Washington Bungay, ‘A Menagerie of Drunkards’ in Temperance Anecdotes: Original and Selected (New York, National Temperance Society and Publication House, 1879) p 73-74.

[3] ‘Het negenste exempel’ in Sebastian Brant, Aff-ghebeelde narren speel-schuyt (Amsterdam, Jan Evertsz. Cloppenburgh, 1635) p 12-13; Nederlandse bewerking door Josse Bade, waarvan de eerste editie verscheen als Der sotten ende der narren scip (1500). Zie ook Bert Schepers, ‘Den simmen dronckaert: over apenstreken en drinkcultuur in de vroegmoderne Nederlanden’ in Jan Baetens e.a., De kunst van het drinken: herberg- en drinkscènes in de Belgische schilderkunst (Hasselt, Nationaal Jenevermuseum, 2011).

Die eten ende drincken sonder mate

Zijn vuyle Sotten in allen state,

Ende quaet daer toe. Maer menigherhande

Dronckaerts vindtmen in alle lande.

D’een wilt slapen al waert een swijn.

D’ander wilt altijt by andere zijn.

Die derde weent al waert een kindt,

Die vierd’ als een Leeu alle dinck verslindt,

Die vijfste ontdeckt al wat hy weet,

De seste is om te dansen bereet,

Die sevenste sijn wijf oft kinderen slaet,

Die achtst’ al naeckt als een beeste gaet,

Die negenste verspeelt t’zy ghelt oft goet,

Die thienste predickt alwaer hy vroet,

Die elffste vercoopt meer dan hy heeft,

Die twaelfste alle dinck om woorden geeft,

Die sommighe vloecken en versaken God:

Een droncken mensche is een quaden Sot.

Er zijn inderdaad heel wat gelijkenissen met de typetjes van Verstegen maar hij legt andere accenten en breidt de classificatie uit. Zijn ‘soorten dronkaards’ kan men dus zeker als erg origineel beschouwen zowel naar indeling als rake omschrijving. Mogelijk is zijn observatie nog actueel ook. Surf even op het internet en je vindt talrijke lijstjes van soorten dronkaards, zoals ‘8 types of drunk people everyone knows’ en ‘16 types of drunk people that you meet on a night out’, ja zelfs met een zelftest tot welk type jij zelf behoort. Merkwaardig genoeg bestaat er nauwelijks systematische research over dit thema. De enige recente studie vond vier types, maar is weinig representatief omdat het universiteitsstudenten betrof.[1] We houden dus vast aan de typologie van dronkaards op rijm van Richard Verstegen. Genoeg redenen om deze nu eens rustig te lezen, hoogstens in licht benevelde staat…

[1] Rachel Pearl Winograd, Douglas Steinley & Kenneth Sher, ‘Searching for Mr. Hyde: A five-factor approach to characterizing “types of drunks” in Addiction Research & Theory, 2016, 24 p 1-8.

Verstegen dronkaards

Hollands postscriptum

In de lijst van Verstegen ontbreekt de ‘vossen dronkaard’, de ‘Fox drunk’ zoals die in een Engelse satire van 1617 omschreven wordt: “saai van geest, wil deze geen koop afspreken tot hij zijn verstand heeft aangescherpt met goede likeur, zodat hij dan zo handig is dat hij elkeen die met hem wil handelen kan misleiden: van zo’n aard zijn vele Hollanders, zodat zij het best handel drijven wanneer ze het meest drinken”.[1] Dit cliché is blijven bestaan in de uitdrukking Dutch bargain of Dutch agreement, een koopje of overeenkomst afgesloten onder invloed van alcohol.

[1] Thomas Young, England's Bane, or the Description of Drunkennesse (London, William Jones, 1617) p 72.

Deel deze pagina