Loterijversjes of ‘de stem van het volk’ in rijmvorm

Vanaf de tweede helft van de 15de eeuw werden in Vlaamse en Hollandse steden loterijen gehouden waarvan de opbrengst diende om stadsschulden te delgen of voor allerlei ‘goede doelen’. Iedereen kon een aantal lotjes kopen en dit werd in een register bijgehouden waarbij naast de naam en adres vaak ook een kort versje werd genoteerd. Deze loterijversjes (loterijprozen) waren korte rijmpjes die meestal betrekking hadden op de kans iets te winnen of (in de meeste gevallen) zijn ingezet geld kwijt te zijn. Ook zij die zelf niet konden lezen of schrijven konden hun versje laten registreren. Wie niet zo geïnspireerd was kon een keuze maken uit een bundel modelversjes: een mengeling van enerzijds rijmpjes met (bedekte) kritiek op politieke of maatschappelijke toestanden en anderzijds satirische verzen of  boertige grappen. De loterijtrekking was vaak een feestelijke aangelegenheid waarbij de versjes bijdroegen tot het spektakel: bij de trekking werden zowel de winnende als verliezende verzen geproclameerd. In diverse stadsarchieven zijn de loterijregisters bewaard gebleven en vormen zo een unieke bron voor historisch onderzoek: omdat de loterijversjes afkomstig zijn uit alle lagen van de samenleving tonen ze een leerrijke doorsnede van de gangbare opvattingen en belangrijke maatschappelijke thema’s uit die tijd.[1]

Begin 18de eeuw werden ruim 2750 loterijversjes verzameld in een tweedelige bundel ’t Vermaaklyk lot-tooneel van Holland.[2] Vele verzen hebben niets meer te maken met de loterij zelf maar zijn korte spreuken of kleine gedichten geworden. De samensteller van deze bloemlezing heeft de meest ‘vermakelijke’ uitgekozen: typerend voor de volkshumor van die tijd hebben de rijmpjes vooral betrekking op seks en ‘strontfolklore’. Mogelijk was de samensteller de drukker zelf, Hendrik van Damme, die als uitgever en boekverkoper actief was in Leiden van 1699 tot 1754. In het voorwoord van het eerste deel wordt een vervolgdeel aangekondigd met het verzoek ‘klugtige en wonderlyke rymstof’ te bezorgen aan de Leidse boekverkoper Hendrik van Damme. En inderdaad twee jaar later (1707) verschijnt een tweede deel om zowel de lezers ‘lust tot wat vermaaklyks’ te voldoen als het ‘oogmerk van winst van de zyde des drukkers’… De mogelijke uitgave van een derde deel wordt in het vooruitzicht gesteld maar zal niet verschijnen. Wel volgt een heruitgave van beide delen in 1714: met uitzondering van de titelbladzijde is deze volkomen identiek aan de eerste editie. De uitgever heeft wel – duidelijk uit ‘winstoogmerk’ – de titel veranderd:  Vervolg van de koddige en ernstige opschriften, behelsende omtrent twee duysent, aardige scherpzinnige, en klugtige lotery-spreuken. Van Damme vermeldt zijn naam niet meer, maar wel: ‘Gedrukt voor de Liefhebbers van Jok en Ernst’! Met de titelverandering hoopte de uitgever te profiteren van het grote succes van een soortgelijke verzameling:  Koddige en ernstige opschriften, op luyffens, wagens, glazen, uythangborden, dat in vier delen verscheen en meerdere keren herdrukt werd.[3]

Uit deze honderden loterijversjes maakte ik een ‘propere’ selectie, van fijnzinnig tot lichtzinnig, van spitsvondig tot ietwat platvloers. Ik ‘vertaalde’ ze met de nodige dichterlijke vrijheid, zoals het een doorsnee rijmelaar past. De eerste groep heeft betrekking op de loterijen zelf. De overigen heb ik wat thematisch geordend.

[1] De oudst bekende collectie versjes is deze van de Brugse stadsloterij uit 1446; zie Te Brugghe ende Eldere (Gent, Borgerhoff & Lamberigts, 2021). De loterijprozen zijn het voorwerp van een onderzoeksproject van het Centrum voor stadsgeschiedenis van de Universiteit Antwerpen (olv Jeroen Puttevils): Here God, geef me den eersten prize! Vijftiende- en zestiende-eeuwse loterijversjes als stem van het  volk (https://lokroepvanvrouwefortuin.wordpress.com). Zie ook Anneke Huisman & Johan Koppenol, Daer compt de Lotery met trommels en trompetten! Loterijen in de Nederlanden tot 1726 (Uitgeverij Verloren, 1991; hfst 8 ‘De loterijprosen’).

[2] 't Vermaaklyk lottooneel van Holland, zynde een mengelmoes van zinryke, keurige, geestige, snaakse vremde en wonderlyke, loteryspreuken, sédert een geruime tyd uit de origeneele boeken en lysten t'zaamengebragt. Mitsgaders de zin, en loteryspreuken van Weesp. Verrykt met figuuren ter materie dienende, gelyk van de koopers kan gezien worden. Te Leiden, by Hendrik van Damme, boekverkooper in de Zonneveldsteeg, 1705. De kopergravures zijn van Jan Goeree (1670-1731). Omdat de drie beste verzen bekroond werden met 20 gulden kregen de loterijspreuken uit Weesp een speciale vermelding.

[3] Van de Amsterdamse drukker, uitgever en dichter Hieronymus Sweerts (1629-1696), alias Jeroen Jeroense; eerste editie 1682-1690; de herziene tweede editie verscheen vier maal van 1698 tot 1732; zie Koddige opschriften

Loterijversjes

Deel deze pagina