Democritus minor
Deze unieke prent werd voor €700 afgehamerd op de Brusselse veiling van Arenberg (8 december 2022). Rond het ovalen portret staat de inscriptie SVM PHILIPPI DE MEL BRUGENSIS. I.V.L. AETA: XXVII. M.DC.LV. ET FECI: “Ik ben Philips de Mel van Brugge, licentiaat in beide rechten, 27 jaar oud in 1655, en ik maakte dit”.[1] Aan weerszijden zweeft een cherubijntje en daaronder ligt een leeuw met wapenschild: links een schild met drie vliegen en de leuze ‘nil melle dulcius’ (niets zoeter dan honing); rechts een schild met drie hoorns en ‘cornu triumphat’ (de hoorn overwint). Onderaan zien we enkele mythologische figuren bij een meer of rivier. Links in het riet zit een sater, de god Pan, en rechts hurkt een halfnaakte vrouw in gedachten kijkend naar de Cupido in het midden die zijn pijl richt op Pan; in het water rare zeedieren en op de achtergrond een haventje met bootjes, brug en windmolen.
[1] IUL= iuris utriusque licentiatus dwz diploma van zowel canoniek als burgerlijk recht. Waar behaalde De Mel zijn diploma? Zijn naam komt niet voor in de lijst afgestudeerden Index JUL oude Leuvense universiteit 1540-1797 (https://www.familiekundevlaanderen-leuven.be/JUL-intro.htm). Misschien studeerde hij aan de universiteit van Douai, die iets dichterbij lag dan Leuven.
De geportretteerde is Philippe (Philips) de Mel (1628-1685), zoon van Jan (Johannes) de Mel (+1650) en Anna Vanhooren (+1663). Deze afkomst verklaart meteen de wapenschilden die betrekking hebben op de respectievelijke familienamen. Philippe was tussen 1665 en 1676 verschillende keren schepen van Brugge. Men vindt zijn grafsteen in de Karmelietenkerk. Interessant is nog volgende informatie:[1]
Joncvrauwe Catharine-Marie Botsaert [dochter van Mattheus Botsaert en Catharina Colve] huwde te Brugge met Sr Philippe fs [zoon van] Jan de Mel op 25 september 1658. Het was een huwelijk met hindernissen, want haar voogd, Jr Jacques D’Hoijenbrugge de Duras, advokaat te Gent, weigerde haar pertinent de toelating om redenen die hij alleen beweerde te kennen. Philippe de Mel was nochtans “Licentiaet in Beede Rechten” en kwam uit een aanzienlijk geslacht. Het werd een boeiende geschiedenis, die een ‘happy-end’ kende: zij huwden toch en Catherine was voor haar huwelijkskontrakt geassisteerd door o.m. een paar schepenen van Brugge, terwijl de pastoor van St-Walburga haar getuige was. Dus, allemaal groot volk! Toen zij op 19 maart 1673 overleed, liet zij 9 kinderen achter. Het gezin woonde “inde Rechte Kerckstraete van Sint-Gillis, ande oostsyde van diere, ten voorhoofde op den Houtbrekersdam [Langerei], met een viercante platse van lande, met een steenpit daerbinnen staende”. Wanneer “D’Heer ende Meestere Philippe de Mel” op 27 december 1685 eveneens het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, waren er nog 7 dochters en één zoon in leven. Eén voor één vielen die af, zodat tenslotte nog enkel de dochter Marie als “Hoir unicq” [enige erfgenaam] overbleef.
Heeft het zelfportret iets te maken met zijn huwelijksperikelen? Philippe oogt wat stuurs, melancholisch zelfs. Maar hij weet toch dat je geen vliegen vangt met azijn. Het tafereel onderaan suggereert problemen met de liefde. Misschien zat zijn geliefde te wachten op de toelating om met deze honingzoete Bruggeling te mogen huwen. Verder is er niets bekend over de ‘kunstenaar’ Philippe de Mel of deze prent. Nergens staat hij vermeld als graveur maar ene Jan de Mel wel! In zijn werk over bekende Bruggelingen schrijft Pieter Le Doulx (1795):
1647 Joannes de Mel, plaetsnijder fs. [zoon van] Joannes, geboortig van brugghe van fraije borgerlijcke familie, den heer Olivarius Wredius heeft veel gebruijckt van sijne konste in sijne wercken der zegelen van de graven van vlaenderen, als oock namentlyck te sien is op het tijtel-blad van sijn Flandria Ethnica, en op het folium 51, 52 en 53 in het bijvoegsel.[2]
Een bekende biografie meldt dan het volgende:
Jan de Mel, graveur in de eerste helft der 18 eeuw. Men heeft van hem afbeeldingen der Godin Nehalennia, en van eenige penningen in de Batavia Sacra van van Heussen en van Rijn, D. IV. bl. 67.[3]
De datering in de 18de eeuw is echter fout, wat reeds vermoed werd door een andere biograaf:
MEL. (Jan de) In het Werk van Van Heussen en Van Rijn, in fo., 4, deel, Oudheden van Zeeland, Leyden, 1725, vindt men, op bl. 67, eenige prenten, gegraveerd door Jan de Mel, zijnde al de bekende Afbeeldingen der Godin Nehalennia, en eenige oude Penningen. Deze prenten zijn er blijkbaar door den auteur ingevoegd, en getrokken uit reeds bestaande platen van een ander Werk, waarvan de paginering is weggewischt, en die van eene veel vroegere bewerking en graveerschool zijn. Ik vermeen hem hier eene plaats te kunnen geven, dewijl zijn voornaam Jan hem stellig als een Nederlander doet kennen, en hij mij bij geene monographisten over kunstenaars is voorgekomen.[4]
[1] https://www.zwinstreek.eu/geschiedenis/heemkundige-kringen/zoeken-in-publicaties/1696-de-waegemaeckerije-te-platheule-1706-1789-1971-01; Stadsarchief Brugge: Staten van Goed, 2e reeks, nrs 367, 2461, 2498, 4146, 10114; zie ook J. Gailliard, Bruges et le Franc ou leur magistrature et leur noblesse – Tome second (Brugge, J. Gailliard, 1858) p 76; Ignace-Michel De Hooghe, Versaemelinge van alle de sepulturen etc. (18de eeuw) grafschrift III p 44 & 164, manuscript 449 in Openbare Bibliotheek Brugge.
[2] Pieter Le Doulx, Levens der geleerde ende vermaerde mannen der stad van Brugge (1795) p 44; manuscript in Stadsarchief van Brugge. De vermelde datum 1647 is me niet direct duidelijk.
[3] Abraham Jacob van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden (Haarlem, J.J. van Brederode, 1862) p 169.
[4] Christiaan Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters van den vroegsten tot op onzen tijd - Deel 3 (Amsterdam, Diederichs, 1859) p 1095.
De verwarring heeft inderdaad te maken met latere reproducties. In de eeuw daarvoor maakte Jan de Mel verschillende koperetsen voor de historicus, dichter en Brugse burgemeester Olivier de Wree (1596-1652) in diens boek over het graafschap Vlaanderen verschenen in 1650.[1] Het is weinig waarschijnlijk dat het hier de vader van Philippe betreft omdat die dat jaar overleed. Mogelijk gaat het om zijn zoon Jan (Johannes, overleden in 1676) en dus de oudere broer van Philippe. Ik kwam trouwens nog meerdere graveurs in de familie tegen. Zo ontwierp ‘Pierre de Mel’ in 1669 een begrafenispenning.[2] Dit zou een andere broer van Philippe kunnen zijn, Pieter de Mel die schepen in Brugge was en overleed in 1688. Ook in de volgende generatie komt er een ‘Jean de Mel’ voor als graveur.[3] Het zat dus in de familie! Het zelfportret van Philippe laat wel geen bijzonder talent zien maar heeft me toch verleid tot deze interessante zoektocht naar vergeten stadsgenoten.
[1] Olivarius Vredius, Historiae comitum Flandriae, libri prodomi duo (Brugge, Luc Vanden Kerchove, 1650) Pars prima p LI-LIV : “Jan De Mel fc” & “JMD fc”. De prenten werden overgenomen in Mattheus Smallegange, Nieuwe cronyk van Zeeland - eerste deel (Middelburg, J. Meertens, 1696, p 82-84; met toevoeging van eigen paginering); deze werden dan overgenomen (met uitwissing van paginering) in Hugo Franciscus van Heussen, Oudheden en gestichten van Zeeland – eerste deel (Leiden, Christiaan Vermey, 1722) p 266 ev.
[2] Begrafenispenning van Nicolas Rommel, griffier van het Brugse Vrije, en Marie de Scildere (1669)
https://stamgent.be/nl_be/collectie/kunstwerken/N_01577
[3] Overlijdenspenning van Philippe van Steelant, schepen van het Brugse Vrije, en Pétronella de la Nève (1697); https://www.lodenpenningen-belgie.be/449634143