Democritus minor
Dit prentenboek is erg gezocht: Begraeffenisse van syne Hoogheyt Frederick Henrick... Prince van Orange, Grave van Nassau (Amsterdam, Niklaes van Ravesteyn, 1651) met 30 platen “gheteeckent en uytghegheven door Pieter Post ... en ghesneden door Pieter Nolpe”. Het wordt te koop aangeboden door Sanctuary Books (New York) voor $8500, een uitzonderlijk hoge prijs omdat er vier platen ontbreken die vervangen werden “with remarkably skillfull pen-and-ink facsimiles” elk getekend "Joh. Luiscius v. Essen inv. & fec. 1768" op papier met het watermerk "C & I Honig" (een destijds gerenommeerd papierbedrijf in Zaandijk).
Johannes Luiscius van Essen (1727-1780) was drukker en boekhandelaar in Delft (o.a. uitgever van de Delfsche Courant) en ook een ‘zoetsappige rijmelaar’.[1] Van hem verkocht het Zeeuws veilinghuis in 2020 een verzameling familiewapens in aquarel zodat we meteen de stamboom van de tekenaar kennen: “Zoo van vaders als van moeders zijde, bijeen gezocht uit oude en nieuwe bescheiden en geteekent door my, Johannes Luiscius VII., genaamt van Essen, eenigen zoon van Theodorus Johannes VI., en kleinzoonskleinzoon van Johannes III, die tot vader had, (denkelijk,) Johannes II., en tot grootvader Johannes I., wiens eigentlijke familienaam Luts, door verloop van tijd eerst in Lutsius en vervolgens in Luiscius verandert is geworden”. Waarom Van Essen zo’n belang hechtte aan het begrafenisboek heeft wellicht te maken met het feit dat hij zelf als vaandrig mee opstapte toen op 23 februari 1759 Anna van Hannover, vrouw van prins Willem IV, met groots vertoon werd bijgezet in de Grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft.[2] Hij toonde zich trouwens een bijzondere aanhanger van de Oranjes met een bejubelde portretgalerij vermoedelijk van zijn hand:[3]
Bij Joh. Luiscius van Essen, Courantier te Delft, zag men binnen in de Zykamer alle de Afbeeldzels van de Doorl. Princen en Princessen van Oranje en Nassau, in koperen Plaeten, achter glazen, in zwarte Lijsten met vergulde Biesjes, op een oranje geverfd Voetstel perspectiefs gewijze geplaatst, en langzaem opwaerds gaende van de Voorvensters af tot aen de tegenover zijde van 't Vertrek, zodanig, dat alle de Princen ter regter, en de Princessen ter slinkerhand te zien waren; te weeten van achter af waren:
Het eerste Paer Willem I., en zijne vierde Gemaelin Louise de Coligny. […] En het agtste Paer, kort aen de Voorvensters, onzen tegenwoordigen geliefden Prins Erfstadhouder WILLEM DE V., en in de plaets van zijne Gemaelin, (dewijl zijn Doorl. Hoogheid nog ongehuwd was,) een diergelijk zwart Lijstje met een verguld Biesje, en daer in achter 't glas dit Versje:
Dit Lijstje is al gereed voor WILLEM'S Gemaelin,
Voor Neêrlands Voedstervrouw, Vreugd, Roem en Zoog-Vorstin.
[1] A.J. van der Aa, Nieuw biographisch anthologisch, en critisch woordenboek van Nederlandse dichters. Tweede deel (Amsterdam, C-N. W. de Grebber, 1845); zie zijn gedicht in Feestzangen voor den heere Johan van Hoogstraten en mejufvrouwe Sara Elizabeth van Well (in Bijlage ‘Brief en antwoorden’ 1769)
[2] Afbeeldingen van de heerlyke graf-tombe en van de oude en nieuwe graf-kelder der Princen van Oranje met alle de kisten, zoo als die in dat graf geplaatst zyn (Delft, Caspar van Graauwenhaan, 1759)
[3] Verlicht en juichend Nederland, of vaderlandsche geschiedenissen (Leiden, C. van Hoogeveen, 1776) p 218-222.