Democritus minor
Antonio Magliabechi (1633-1714), de bibliothecaris van groothertog Cosimo III in Florence, was een ‘boekengek’. Verschillende anekdotes vermeldden dat hij enkel oog had voor zijn verzameling en voortdurend dezelfde kleding droeg om niet door omkleden de tijd te verspillen die beter besteed is met lezen. Een ooggetuige: "Hij leeft even als de oude philosophen en sit tot sijne ooren toe in de boeken, dewelke met een ongeloofelijke quantiteijt syn gansche huys door seer confus op en door malkandere leggen, doch hij weet niet te min in een moment en gelijck als blindelinch te vinden t’ geen iemant desireert te sien."[1]
De taalkundige Joannes Fredericus Reitz hield als rector van de Hieronymusschool te Utrecht een lezing Oratio de bibliomania (1739) waarin hij op geestige wijze de bibliomanie beschreef als ‘onverzadigbare drang boeken te bezitten of te schrijven’ met daarbij de ziektetekens, oorzaken en behandeling. Hij lijkt daardoor de bedenker van de term bibliomanie of boekengekte, waarover inmiddels een kleine bibliotheek gepubliceerd is (zelf verkies ik A Gentle Madness van Basbanes).[2] Persoonlijk herken ik wel enige symptomen maar reken mezelf toch tot de groep der bibliofielen of boekbeminners. De bibliofiel is heer van zijn boeken, de bibliomaan is knecht ervan; de eerste houdt ervan boeken te bezitten en de tweede is van boeken bezeten.
[1] 14 november 1674, Florence, Coenraad Ruysch; in Journaal van een reis naar Genève, Italië en Frankrijk van Coenraad Ruysch met zijn neef Dirck van Hoogeveen, 1674-1677 (Editie van Alan Moss : https://alanmoss.files.wordpress.com/2018/03/coenraad-ruysch-november-1674.pdf )
[2] Johan Frederik Reitz, Oratio de bibliomania (Utrecht, Alexander van Megen, 1739); zie Arnoldus Ekker, De Hieronymusschool te Utrecht – 2e gedeelte (Utrecht, L.E. Bosch, 1864) p 31-37. Nicholas A. Basbanes, A Gentle Madness. Bibliophiles, Bibliomanes, and the Eternal Passion for Books (New York, Holt & Cie, 1995). Het was Guy Patin die in 1654 voor het eerst het woord ‘bibliomanie’ gebruikte: zie Ed Schilders, ‘Een bibliomaan van stand’ in Charles Nodier, De bibliomaan (Tilburg, Stichting Desiderata, 2021) p 29-83.
Hier beperk ik me tot een handvol illustraties van het verschijnsel in woord en beeld. Zo bezit ik een zeldzaam gekleurde versie van ‘Un bibliomane’: portret van de Mechelse apotheker Bernard De Bruyne (1773-1839), ‘un des bibliophiles les plus zélés de la Belgique’; een litho van Jean-Baptiste Madou in La Renaissance (1839, n°4).[1] "Aux observations de sa famille, effrayée de lui voir convertir tous ses biens en livres, il ne répondit que ces vers dédaigneux: ‘In land steekt zand, in boeken verstand’." In zijn winkel hing een opschrift:
In dit huys
Tot vrouwen kruys
Is geen hoekje,
of daar steekt een boekje.
[1] Léopold Le Clercq, ‘Les De Bruyne, libraires, antiquaires et bibliophiles malinois (1810-1889)’ in De Gulden Passer, 1935, 13 p 129-183 http://www.dbnl.org/tekst/_gul005193501_01/_gul005193501_01_0018.php; Piet J. Buijnsters, Geschiedenis van antiquariaat en bibliofilie in België (Nijmegen: Vantilt, 2013, p 56); Jean-Baptiste Madou (1796-1877) Brusselse schilder, illustrator, lithograaf en etser; La Renaissance was het tijdschrift van de Association nationale pour favoriser les arts en Belgique (opgericht in 1838).
De Bibliomaen[1]
Hier rust het eerst, in een kerkhofhoek,
Een man, voorheen vol boekenverstand,
Of, wilt ge, juister: een levend boek.
Hij rust, als ’t oude voluem, van kant
Geraekt, van titel beroofd, den band
Afgescheurd of gansch versleten.
Zuiverbloedsche bibliomaen,
Vluchtte hij de huwelijksketen,
En trok des vrijens zich niet aen.
Kon zulk een man den tijd daertoe vinden?
Schoon rijk, bezat hij geene vrinden,
Ja, beminde zich zelven niet,
Verspard tegen vrolikheid en verdriet,
Slechts gemelik als hy ’t boek moest missen,
Dat hem (gelijk het ook rijken geschiedt)
’t Slapen belet had of ’t smakelijk disschen. […]
Slechts zei menig van ’t boekengilde:
“Wat heeft die eenzame martelaer
“Een schat van boeken curieus of raer, --
“Van incunabelen! Ik wilde,
“Dat ik van morgen zijn erfgenaem waer’!”
Hij verkocht den ganschen boêl,
Vol uitgelezene schriften of boeken,
Nooit uitgelezen, om u niet te doeken.
Gij, die dit leest, nog gezond en frisch,
Beschouwt, wat of tegenwoordig is
Die weledele hooggeleerde heer,
Met al zijnen boeken (de zijne niet meer);
Hij worde, spijt zijn boekenmal,
Voor u het beste boek van al.
Bidt ook, dat onze lieve Heer
Den man, zoo wereldafkeerig weleer,
Ginder boven lezen laet’,
Hoe of ’t in betere wereld gaet!
[1] Fragmenten uit een gedicht van Prudens Van Duyse (1804-1859), oorspronkelijk verschenen in De Eendragt, veertiendaegsch tijdschrift voor letteren, kunsten en wetenschappen, 9 mei 1858 (nr 25, p 98-99), naar aanleiding van het overlijden van de Gentse bibliofiel François Borluut de Noortdonck (1816-1857); in bibliofiele uitgave herdrukt bij Carbolineum, Kalmthout 2010. De dichter Van Duyse werd zelf omschreven als een ‘verstokte bibliofiel’! Zie Buijnsters (2013) p 47-49 & 105-107; http://histoire-bibliophilie.blogspot.com/2013/01/la-bataille-de-borluut.html
Hieronder een reeks beelden van 'boekengekken'
Bibliomaan[1]
Hij had al veertienduizend boeken,
In prachtedities, rij na rij.
Toch bleef hij rusteloos aan ’t zoeken.
Per maand kwam er een meter bij.
Die leesstof was niet te verwerken,
Maar nieuwe boeken kocht hij toch,
Omdat hij zich niet kon beperken.
Hij las alleen de titels nog.
Zijn vrouw en kater zijn gaan lopen.
Er was voor hen geen ruimte meer.
De voordeur kon al niet meer open.
Er moest iets mis gaan op een keer!
De balken hebben het begeven.
Op nieuwjaarsdag is het gebeurd.
Het einde van dit tragisch’ leven
Wordt door de boekhandel (zeer) betreurd.
[1] Een ‘pleziervers’ van Joop Glasbergen (Nuenen)
Toevallig kwam ik deze prent tegen in een Duitse periodiek van 1838: Der Auctions-Jäger / The attendant at public auctions. De prent werd ondertekend door de lithograaf Friedrich Bernhard Elias (1813-1845). Blijkbaar trok men zich toen weinig aan van copyright want na wat gegoogle bleek dat de prent een kopie was van Habitué des ventes publiques / The attendant at public auctions, een litho van Charles Joseph Traviès de Villers (1804-1859), het jaar daarvoor verschenen in Frankrijk! Van dit soort prenten/boekenjagers volgt nu nog een reeks prenten waarin ik iets van mezelf meen te herkennen...
‘Der Auctions-Jäger / The attendant at public auctions.F. Elias dt – Lith. Anst. v. Pobuda, Rees et Cie.’In :August Lewald, Europa. Chronik der gebildeten Welt. In Verbindung mit mehren Gelehrten und Künstlern. Dritter Band (Leipzig: Literatur-Comptoir, 1838) p 480.
‘Habitué des ventes publiques / The attendant at public auctions. Galerie Physionomique Nr 29 – Chez Aubert, Paris’ in Le Charivari, 23 September 1837.
zie ook Boeken vreten
Enkele verzen van Prudens Van Duyse, Nagelaten gedichten – Tiende deel: Rijminvallen (Roeselare, De Seyn-Verhougstraete, 1885)
Advies aan de bibliophilen.
Er zijn vier vijanden te vreezen voor de boeken,
Stof, wormen, ratten en . . .
Nu, dit zijn de ergste, die ik ken
De goede vrienden, die in leening hen verzoeken
Bibliomaan.
Jan, die zijn boekenzaal van verre slechts aanschouwt,
Gelijkt aan Midas, bij zijn onverteerbaar goud.
De echte bibliophiel.
Jan is een razend bibliophiel.
Eens had hij, met verrukte ziel,
Het tweede exemplaar eens boeks gevonden,
Waarvan hem 't eerste te beurt ook viel,
Anders geheel door den tijd verslonden.
Wat deed de man, liefhebber van stiel,
Om zijn blakende zucht te bewijzen
Voor boeken, wier schaarschheid wordt betreurd
Door geleerden en letterwijzen?
Een van beide heeft bij verscheurd.
Bovenstaande publicatie is verplichte lectuur/bezit voor de boekenliefhebber: een bibliofiele uitgave over een bibliomaan. De vertaling van Charles Nodiers boek is prachtig uitgegeven met een weelde aan illustraties, aantekeningen en biografisch materiaal. Een uitgave van de Stichting Desiderata, een einde 2020 opgericht genootschap van boekenvrienden of 'open inrichting voor boekverdwaasden': www.stichtingdesiderata.nl
In de prachtuitgave De bibliomaan van Charles Nodier door de Stichting Desiderata wordt een grondig gedocumenteerd dubbelportret van de auteur beschreven. Ed Schilders schetst de geschiedenis en achtergrond van het boek.[1] Onder de hoofding ‘drukfeilen’ citeert hij een spotrijm van Pons, ‘Le Bouquiniste’, zoals dat ook voorkomt op de bijhorende prent. Maar Schilders toont zelf enig ‘feilen’ dat ik graag corrigeer. Zowel titel als tekst zijn ten dele fout. Philippe-Laurent Pons (1759-1844), die zichzelf betitelde als ‘Pons de Verdun’, was een poos advocaat en rechter maar raakte als politicus enige tijd in de problemen zodat hij een paar jaar moest uitwijken naar België. Tot zijn talrijke epigrammen in de Almanach des Muses behoort het fameuze vers ‘Le Bibliomane’, verschenen in 1803, en vooral bekend door de editie van zijn verzameld werk Les Loisirs ou Contes et poésies diverses (1807). Maar zoals hij vaak verkeerdelijk Robert genoemd werd en soms tien jaar vroeger geboren zou zijn, is zijn tekst herhaaldelijk verkeerd geciteerd. Daarom hier dus de ‘oertekst’:[2]
Le Bibliomane
C’est elle… Dieux! que je suis aise!
Oui… c’est… la bonne édition;
Voilà bien, pages neuf et seize,
Les deux fautes d’impression
Qui ne sont pas dans la mauvaise.
Hendrik Tollens moet geabonneerd zijn geweest op de Almanach des Muses want nog hetzelfde jaar 1803 maakt hij van Pons’ versje zijn eigen versie:[3]
De boekliefhebber.
Daar is hy!... Hemel! wat geluk!
Ziedaar, Kleanth'! den echten druk!
ô Vreugd! 'k heb eindlyk hem gekregen!
Ik kyk van blydschap schier my blind!
Ziedaar op bladzy' vier en negen
De beide feilen, lieve vrind!
Die ge in den valschen druk niet vind.
Het spotversje van Pons inspireerde de Franse toneelschrijver en librettist Eugène Scribe tot een persiflage in zijn blijspel Le Savant (1832). Professor Reynolds op bezoek bij Monsieur de Wurtzbourg inspecteert diens bibliotheek en kan zijn vreugde niet onderdrukken bij het zien van ‘un Pétrone magnifique’. Op de tonen van een bekend deuntje begint hij te zingen:[4]
Et c’est la bonne édition...
Voici, page soixante-seize,
Ces deux fautes d’impression
Qui ne sont pas dans la mauvaise.
Nemen we nu terug de vertaling van Pons’ versje door Martin Hulsenboom in De bibliomaan,[5] dan pas ik enkele regels lichtjes aan, waarbij ik het Franse origineel volg om de ‘uitgave’ vrouwelijk te maken en ook de veel betekenende … toevoeg:
Daar is zij… hemeltje, die rust is een zegen!
Ja… het is… de goede uitgaaf, dat staat vast,
Want kijk eens hier, op bladzij acht en negen,
Daar heeft de zetter twee maal misgetast.
Dat kom je in de slechte druk niet tegen.
[1] Ed Schilders, ‘Een bibliomaan van stand’ in Charles Nodier, De bibliomaan (Tilburg, Stichting Desiderata, 2021) p 29-83.
[2] Almanach des Muses, pour l’an XI (Paris, Louis, 1803) p 152; zelfde tekst, alleen zonder het uitroepteken na ‘Dieux’, in Les Loisirs ou Contes et poésies diverses (Paris, Brasseur aîné, 1807) p 9. http://histoire-bibliophilie.blogspot.com/2013/06/lepigramme-de-pons-de-verdun.html
[3] Tuiltje van geurige dichtbloemen op Franschen bodem geplukt (Amsterdam, Pieter Johannes Uylenbroek, 1803) p 161.
[4] Le Savant, comédie-vaudeville en deux actes, représentée, pour la première fois, à Paris, sur le théâtre du Gymnase dramatique, le 22 février 1832 (Acte II, scène III).
[5] De bibliomaan p 72.
Nu nog even uitweiden over de bijhorende prent van ‘Le Bouquiniste’. Schilders merkt op dat de datering onduidelijk is. Er bestaat inderdaad wat verwarring over de steendruk waarvan er twee versies in het Amsterdamse Rijksmuseum te vinden zijn. In het Parijse Musée Carnavalet vond ik de originele prent die Wattier vermeldt als de tekenaar en Jean Georges Frey als de lithograaf. Deze laatste signeerde een zwart-wit versie met datering 9 juli 1828.[1] De gekleurde versie, een zogenaamde chromolithografie, hoort met het nummer 13 tot een reeks ‘Caricatures’ van Wattier.[2] Merkwaardig genoeg verscheen er in of na 1834 een identieke versie, waarbij echter Wattier en Frey niet meer vermeld staan en vervangen zijn door de drukker lithograaf François Le Villain. De uitgevers van beide versies (ook te vinden in het Rijksmuseum) zijn dezelfde, wel met een kleine adreswijziging die de datering mogelijk maakt.[3]
De Parijse schilder en illustrator Charles Émile Wattier (1800-1868) was in zijn tijd bekend als schilder van genrestukken en historische scènes. Eerder zeldzaam maakte hij meer humoristische en karikaturale afbeeldingen. Bekender dan deze ‘Le Bouquiniste’ is zijn ‘Le Bibliophile dans son cabinet’ waarvan een steendruk verscheen als illustratie in de heruitgave van Contes du bibliophile Jacob à ses petits-enfants sur l'histoire de France (1874).[4] ‘Bibliophile Jacob’ was het pseudoniem van Paul Lacroix (1806-1884) die bekend stond voor zijn historische romans en bibliografische werken. In die zin sloot hij aan bij het oeuvre en de bibliofiele passie van Charles Nodier met wie hij bevriend was. Zo zijn we weer bij ons begin aanbeland. Schilders merkt over de afbeelding van ‘Le Bouquiniste’ op: “Deze prent is hoe dan ook een van de meest begeerlijke prenten die een bibliomaan zich kan wensen ter verluchting van zijn boekerij of balseming van zijn ziel”.[5] Wie zich spoedt kan voor 125 dollar een gebruind exemplaar van de originele kleurprent kopen bij The Philadelphia Print Shop West in Denver, Colorado. Maar straks kan menig bibliomaan bij deze jacht vertwijfeld zuchten: ‘ach weer eens te laat…’
[1] “Je certifie que cette epreuve est conforme au Tirage qu’en a été fait chez moi. Paris le 9 Juillet 1828. Ge. Frey.” https://www.parismuseescollections.paris.fr/fr/musee-carnavalet/oeuvres/le-bouquiniste#infos-principales
[2] Met Frey als lithograaf, soms betiteld als ‘Album pour Rire du Bon Vieux Temps’; enkele hiervan te vinden in het Parijse Musée Carnavalet.
[3] Versie 1828 vermeldt: Wattier Invt et Delt / Lith. de G. Frey, R. Coq-héron N°11 / A Paris, chez Ostervald aîné, quai des Augustins, N°37. Rittner, Boulevard Montmartre N°12 et Hautecoeur Martinet, rue du Coq. Het betreft: Jean Georges Frey (1798-1852) drukker lithograaf actief in Parijs ca. 1829-35, en de uitgevers Osterwald of Ostervald l'Aîné (mogelijk Jean Frédéric Ostervald 1773-1850), Henri Rittner (1802-1840) & Herménégilde-Honorat Hautecoeur (overnemer van Maison Martinet, 1824-1843). Versie 1834 vermeldt: Lith. De Villain / A Paris, chez Ostervald aîné, rue Christine N° 3. Rittner, Boulevard Montmartre N°12 et Hautecoeur Martinet, rue du Coq. Het betreft François Le Villain (1790-1858) drukker lithograaf actief in Parijs 1818-1852 (mogelijk nam hij de drukkerij van Frey over). Uitgever Ostervald verhuisde vaak, wat de datering van zijn uitgaven mede mogelijk maakt: in 1825 op quai des Augustins nr 37 en in 1834 naar rue Christine nr 3. De versies zijn identiek, ook naar lettertype en afmetingen (35 x 27 cm) maar de gekleurde prenten vermelden bovenaan rechts N° 13, de originele zwart-wit versie is zonder dit nummer. In De bibliomaan staat op p 71 de versie van 1834.
[4] Oorspronkelijke editie 1832; de prent (litho van Urrabieta) verscheen als frontispice in de heruitgave door Firmin-Didot in 1874.
[5] De bibliomaan p 72.
Nodiers boekenzucht