Varia 6 menu

Kunsthandel buiten

Weggejaagd

Liseuse

Tepelwerken

Boekenzwaluw

Hebzuchtige Hollanders

Kwijlend kwelen

Bibliofiele inktpot

Gedachtegewemel

Saaie schrijflessen

Spookschrijver

Klein voordeel

Boekenkar

Jonge boekenwurm

Kunsthandel buiten

In het embleemboek van Adriaan Spinniker, Vervolg der leerzame zinnebeelden (1758), sta ik even stil bij het zinnebeeld ‘Gissen doet missen’.[1] De bijhorende prent toont een schilderijenwinkel in Amsterdam (op de achtergrond meen ik de Westerkerk te herkennen). Het uithangbord ‘Apellis’ verwijst naar de beroemdste schilder uit de Oudheid (Apelles) en getuigt dus niet van enige bescheidenheid van de kunstenaar die met zijn schilderspalet in de deuropening staat, en achter hem in de schaduw nog een paar nieuwsgierigen. Wellicht zijn ze gelokt door een discussie over een schilderij buiten. De man in het midden is mogelijk de eigenaar of galeriehouder die zich druk gesticulerend verdedigt tegenover een potentiële klant. Deze merkt iets bijzonders op en doet zich daarbij voor als een kunstkenner, want dat is het zedenlesje van dit embleem:

ô Ziende blinden, die eens anders werken pryst,

 Of onbeschroomd verwyst,

 Eer uw verstand zich heeft benaarstigd, om te dringen

 Tot in de kennis van den rechten aard der dingen

De hond van de ‘kunstkenner’ lijkt vertrouwd met dit soort scènes van zijn baasje en snuffelt gewoon verder of er iets is achtergebleven van zijn soortgenoot die daarnet langsliep in gezelschap van een elegant paartje. Blijven nog twee vragen over voor mij. Heeft het schilderij rechts een betekenis? Uit de titel weten we dat het verwijst naar Johannes 19 vers 6, een fragment uit het Nieuwe Testament bekend als ‘Ecce homo’: Pontius Pilatus toont het volk de gemartelde Jezus en wast zijn handen in onschuld. Een verkeerd oordeel uitspreken en zichzelf vrij pleiten is de mogelijke overeenkomst met het afgebeelde embleemthema. Verder vraag ik me af of het gebruikelijk was dat schilderijen buiten aan de gevel van een winkel tentoongesteld werden. Dat kwam blijkbaar meer voor zoals blijkt uit een anoniem schilderij in de collectie van het Amsterdamse Rijksmuseum, ‘De kwakzalver’ (circa 1619-1625), met op de achtergrond zo’n schilderijenwinkel. Een ander mooi voorbeeld vinden we in een prent van een kooplustige vrouw in 1678.[2] Ook ‘De konstverkooper’ van Caspar Luyken toont zijn koopwaar aan de gevel van zijn winkel.[3]

[1] Adriaan Spinniker, Vervolg der leerzame zinnebeelden, spiegel der boetvaardigheid en genade en eenige stichtelyke gezangen (Haarlem, Jan Bosch, 1758) p 8.

[2] Petrus de Vernoegde, De tien delicatessen des huwelyks: of de wederlegging van de tien vermakelykheden des huwelyks (Amsterdam, Timotheus ten Hoorn, 1678); zie ook Marion Bers, De Noord-Nederlandse kunsthandel in de eerste helft van de zeventiende eeuw (Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2012).

[3] Illustratie in Abraham a Sancta Clara, Etwas für Alle (1711), later gekopieerd in de Nederlandse versie Iets voor allen (1717).

Achtergrond van 'De kwakzalver'

Achtergrond van 'De kwakzalver'

1678

1678

Casper Luyken 1711 - Kopie 1717

Casper Luyken 1711 - Kopie 1717

Weggejaagd

De Brusselse amateur kunstenaar Anthonie Crussens maakte dit portret omstreeks 1660, door het veilinghuis omschreven als ‘Portrait d'un gentilhomme au chapeau, au loin des chasseurs’. In beide hoeken onderaan staan inderdaad enkele jagers afgebeeld, maar onze edelman neemt niet deel aan de jacht. Meer nog: hij heeft er zijn rug naar toegekeerd met een droevige blik en een merkwaardige mantel. Terwijl zijn linker losjes hangt, rust de rechterarm in een plooi van een soort cape. Zo lijkt het te fungeren als een mitella bij een elleboog- of polsfractuur. Bijzonder jammer voor onze edelman die daardoor de jacht moest missen en deze pijnlijke episode door een bevriende portrettist liet vastleggen.

Liseuse

Bij het slalommen door veilingcatalogi valt mijn oog makkelijk op afbeeldingen die iets met bibliofilie te maken hebben. Nu gaat het om ‘La Liseuse’ van de Brusselse genreschilder Armand Laureys (1867-1925). Dit is geen gewone lezeres. Met ernstige blik en stijlvol gekleed zit ze er wat ongemakkelijk, ja stijfjes bij. Ik heb het even uitgetest: het is niet echt comfortabel lezen met de rechterhand op een boek en de linkerarm langs je lichaam bengelend. Het kopje en de koffiekan duiden er wel op dat ze daar al een tijdje zit of nog een poos verder wil. Er liggen nog wat boeken en een schriftje links te wachten. Helemaal raadselachtig is de map achter haar zetel. Het lijkt een portfolio met kleurrijke aquarellen. Is ze het schilderen beu? Of zoekt ze inspiratie in de lectuur? Nu valt me een bijzondere tactiele sensatie op: haar linkerhand speelt met het zijden lint dat rond haar middel geknoopt is en haar voeten – blootvoets? – hebben het wollige vloerkleed in een plooi geduwd. Zoals het een Victoriaanse vrouw past verraadt haar gelaat niet dat ze tastend geniet van een boeiende passage in haar boek…  

Tepelwerken

De Amsterdamse koopman Roemer Visscher (1547-1620) publiceerde in 1614 zijn  Brabbeling, een bundel puntdichten en sonnetten. Een groep mengeldichten plaatste hij onder de merkwaardige titel ‘Tepel-wercken’. Een vluchtige opzoeking op het internet brengt je al snel bij SM-toestanden die niks te maken hebben met het ‘brabbelwerk’ van deze dichter. 

Visscher ontleende zijn overkoepelende term voor deze gedichten aan het werkwoord ‘tepelen’ met als vermoedelijke oorspronkelijke betekenis ‘iets met de topjes van vingers of tenen telkens aanraken’. Daaruit ontstonden betekenissen als ‘met de handen friemelen’, ‘knutselen’ of ‘zich met beuzelarijen bezighouden’. Een tepelwerk kan op grond daarvan in feite zowel een knutselwerk als een beuzelwerk betekenen. […] Men kan zich overigens afvragen of Visscher, die zo graag de meerduidigheid van zijn eigen taal uitbuitte, naast ‘knutselwerk’ mogelijk ook nog aan een andere betekenismogelijkheid voor ‘tepel-werck’ gedacht heeft. Primair wekt ‘tepel’ associaties op met iets waaruit men goede en opbouwende voedingsstoffen zuigt. In het verlengde van deze gedachtengang zou de aanduiding ook nog wel eens bedoeld kunnen zijn voor werken waaraan men goede lering onttrekken kan. Voor alle gedichten binnen deze afdeling was dat bij nadere beschouwing ook de opzet.

Zie de studie-uitgave met inleiding, annotaties en commentaar door Anneke C.G. Fleurkens: https://www.dbnl.org/tekst/viss004brab02_01/viss004brab02_01_0012.php#12

Commentaar in Jutta Gisela Sperling, Roman Charity: Queer Lactations in Early Modern Visual Culture (Columbia University Press, 2017)

Commentaar in Jutta Gisela Sperling, Roman Charity: Queer Lactations in Early Modern Visual Culture (Columbia University Press, 2017)

Boekenzwaluw

Die Buchschwalbe is een houtsnede van de Duitse graficus Egbert Herfurth (circa 1975) die bekend werd door talrijke boekillustraties.[1] Ik kon niet achterhalen waarvoor deze prent bedoeld is. Er bestaat wel een boekhandel ‘Bücher Schwalbe’ in Senden (bij Münster) maar die heeft een eigen logo met zwaluw. Google afbeeldingen toont een hele reeks prenten van Herfurth, vaak grappig en inventief, niet zelden met een erotisch tintje. Hier houdt een voluptueuze blondine haar boek veilig in een kooitje en daar kan ze een reden voor hebben want soms gaan boeken vliegen.[2] Dat ze er naakt bij staat mag geen verwondering wekken: het is duidelijk zomer nu er zoveel  zwaluwen om haar zwermen en er eentje haar ‘nestje’ heeft gevonden…  

[1] Bücherwürmer tragen Brillen - Ein Egbert-Herfurth-Buch. Ein Almanach über Bücher und Lebenskunst (Leipzig, Faber & Faber, 1993); Karneval der Bücher:  ein Egbert-Herfurth-Bilder-Buch von A – Z (Leipzig, Faber & Faber, 2004)

Hebzuchtige Hollanders

Deze gravure uit begin van de 18de eeuw toont klederdracht en gewoonte van Flamans & Holandois.[1] De tekst zegt niets over de Vlamingen, maar wel: “Hollanders zijn van nature goed, werklustig, vaardig in handel, politiek, hebzuchtig; ze ondernemen alles onder het voorwendsel van winst en vrijheid; het is waar dat ze  rijk geworden in de koophandel ijdeler zijn dan hun voorgangers”. De prent symboliseert het Nederland dat rijk is door de handel en scheepvaart. Uit zijn dik gevulde geldbeurs laat de Hollander (met achter hem zijn bescheiden echtgenote) enkele munten vallen in de hand van een voorname Vlaamse dame terwijl haar man glimlachend toekijkt. Onduidelijk blijft wat er juist verhandeld wordt, maar de meetlat, weegschaal en maatbekertjes wijzen erop dat de Hollander alles nauwkeurig heeft berekend. In mijn chauvinisme voeg ik graag volgend citaat toe: “De Vlamingen hebben zachte zeden maar een beetje ruwe manieren. Ze zijn oprecht in tegenstelling tot de Fransen die al eens de schijn ophouden om graag gezien te worden. De Vlaming kent geen haat maar is wel zeer gevoelig voor beledigingen; wordt hij kwaad dan duurt het niet lang, en toont men spijt dan is hij het snel vergeten”.[2]

[1] Gravure van M. Ogier naar tekening van P. Seuin in Sieur de la Croix, Nouvele metode pour apprendre la geographie universele (Lyon, 1705; Tome 3 p 98).

[2] ‘Réflexions sur les caractères des Flamands’ in Calendrier interessant et curieux, ou Nouvel almanach de la physionomie des hommes et des femmes (Paris, Gabriel Quinet, 1791).

Kwijlend kwelen

Op een veiling van Zwiggelaar (juni 2022) viel me deze prent van Abraham Allard, (1676-1725) op, met name de kronkelende zin als een tekstballon in een cartoon. In Atlas van Stolk staat de gravure gecatalogeerd bij een reeks ‘voorstellingen uit het volksleven’ en omschreven als:

“Een drinkend man op een stoel en een zingend besje op een omgekeerde mand.

Zie! krelis lest zijn vuur; komt hem wat vocht te kort

Dat zet hem Besje bij, wyl zij 't toch zingend stort.”

Volgens het Groot woordenboek der Nederlandse taal komt Krelis van Cornelis en verwijst het naar een ‘type van onbeschaafde boer’ en is Besje een oude vrouw of grootmoeder. Het versje begreep ik niet meteen tot ik Besje wat nauwkeuriger bekeek: met de knijpbril op de neus zingt ze terwijl het kwijl uit haar mond druppelt. Dat is dus het ‘vocht dat ze zingend stort’!

Atlas van Stolk – Tweede deel (Amsterdam, F. Muller & Company, 1897) p 303; wel ben ik niet wijzer geworden uit de vermelding “Op het papier dat de vrouw in de hand heeft staat: “Arent Pi ter Gyse en Mewi Jaap en 1”.

Bibliofiele inktpot

De Belgische beeldhouwer Jef Lambeaux (1852-1908) kreeg destijds veel kritiek op het ‘sensuele’ van zijn werken. Zijn monumentaal marmerreliëf De menselijke driften lokte heel wat discussie uit: het staat in een speciaal paviljoen in het Brusselse Jubelpark en is zelfs vandaag maar beperkt toegankelijk! Wellicht even gewaagd in Victoriaanse tijden was zijn ‘Jeune femme nue allongée sur un livre formant encrier’ dat op een Franse veiling werd aangeboden. Hoeveel exemplaren van deze bronzen inktpot gegoten werden is me niet bekend , maar ik stel me de welgestelde heren voor die zich bij hun schrijfwerk lieten inspireren/animeren door deze bureau-assistente. Zijn pen in haar inktpotje doppen… veel fantasie heb je niet nodig om deze geste als een meer dan sensueel gebaar te begrijpen. Lambeaux was nog zo kies om de hals van de inktpot achter haar rug te plaatsen, al ontbreekt de dop bij dit exemplaar dat blijkbaar heel wat inkt heeft doen vloeien!

zie ook Vrouw bibliofiel & inktvlekavonturen

Gedachtegewemel

Al meer dan 30 jaar maakt Zegwerk, een kleine Gentse uitgeverij of boekenmakerij, aparte boekwerken omschreven als: ‘Tactiel, kleinschalig, ambachtelijk, tijdeloos’. Zelf kon ik gelukkig één van de 36 exemplaren van Gedachtegewemel kopen. Erik De Smedt vertaalde een selectie nagelaten aantekeningen[1] van Johann Paul Friedrich Richter (1763-1825), de Duitse pedagoog en scherpzinnige auteur die bekend werd als ‘Jean Paul’. Zijn ‘inktliefhebberij’ bestond erin zoveel mogelijk op te schrijven hetgeen, naast zijn uitgebreide publicatielijst, resulteerde in 40.000 bladzijden notities die na heel wat omzwermingen in de Berlijnse staatsbibliotheek terechtkwamen. Jean Paul vergeleek zijn schrijfdrang met het werk van een automaat, een soort ‘ideeën-broed-machine’.[2] Hier een proefje van zijn gedachtegewemel:[3] 

Zwijgen leert men het best onder praters, en praten het best onder zwijgers.

De boekverkoper houdt niet van boeken die bij hem blijven.

Voor een dokter is het leven een ongeneeslijke ziekte.

Iedere ochtend ben je 18, ’s avonds 81.

Het geheugen is de souffleur van de geest.

Het huwelijk is net als het streepje in de drukkerij: zowel afbreek- als koppelteken.

Eén enkele kus vergeet je nooit, maar 1000 gemakkelijk.

Vandaag houdt nooit op.

[1] Ideen-Gewimmel. Texte und Aufzeichnungen aus dem unveröffentlichten Nachlass, herausgegeben von Kurt Wölfel und Thomas Wirtz (Frankfurt am Main, Eichborn Verlag, 1996; heruitgave 2013).

[2] Zie Schrijfjeukte. Andere citaten uit zijn werk: ‘Arme recensent

Jean Paul Gedachten

Jean Paul over schrijvers en vrouwen

Saaie schrijflessen

De titelillustratie van dit boek[1] verbeeldt met veel symboliek de inhoud: een roos = de geboorte; een lamp = het leven; een wandelstok = de ouderdom. Daaromheen bengelt een koord met een klamp, waarmee het boek gesloten kan worden: de dood, dus.[2] Dit boekje vol ‘levenswijsheden’ werd anoniem uitgegeven door dichter advocaat Willem Bilderdijk die het oorspronkelijk maakte als ‘schrijfles’ voor zijn zoontje Lodewijk.

Als voorschriften van schrijven ontvloeiden hem ongevoelig deze zedelessen en leefregelen; eenvoudige en ligt bevattelijke voorschriften van wijsheid en deugd. Zoo schenen ze althans aan eenige vrienden, die toevallig die schrijfboekjes onder de oogen kregen; en zij hielden gestadig aan, dat deze Spreuken bewaard en verzameld mogten worden, en tot uitgebreid nut (vleijen zij zich) voor andere kinderen en huisgezinnen algemeen uitgegeven. Toegevende aan dit verlangen, liet de Vader tot besluit der schrijflessen het knaapje deze opgaven uitzoeken en in een afzonderlijk boekje verzamelen; en zoo had dan het tienjarig jongske een boek geschreven voor de drukpers.

Lodewijk Willem Bilderdijk werd geboren op 7 april 1812 toen zijn vader al 56 jaar oud was, voor de tweede keer gehuwd met de twintig jaar jongere Katharina Wilhelmina Schweickhardt. Lodewijk bleef als enige over van acht kinderen en was wellicht fier dat hij als ‘mede-auteur’ erkend werd, al moest hij wel een saaie reeks ‘zedelessen en leefregelen’ overschrijven want:

Een goed gehoorzaam kind

Wordt overal bemind;

Maar ongehoorzaamheid

Wordt vroeg of laat beschreid.

Die zijn pligt

Wel verrigt,

Vindt vermaak

In zijn taak.

Altijd zal hij domoor blijven

Die niet lezen kan of schrijven.

[1] Gravure door Daniël Veelwaard (1766-1851)

[2] Met dank aan Ed Schilders voor de ontcijfering.

Spookschrijver

Een merkwaardig boekje: 40 bladzijden van een anonieme auteur, niet gedateerd en voor 6 stuivers (0,3 gulden) te verkrijgen bij een indrukwekkende lijst boekhandelaars. Het verscheen in 1799, vermoedelijk in eigen beheer uitgegeven, en is momenteel slechts beschikbaar in twee bibliotheken.[1]  Qua thema sloot het boekje aan bij een populaire discussie einde 18de eeuw, het zogenaamd ‘spookgeschil’: de polemiek over de vraag of spoken konden bestaan.[2] Inhoudelijk bracht het geen nieuwigheden: de auteur poogde allerlei bijgeloof te ontkrachten met argumenten van ‘gezond verstand’. Hij doet dit erg stuntelig op een stilistisch zowel saaie als taaie wijze. Des te merkwaardiger is zijn voorwoord waarin hij de uitgave verontschuldigt en verdedigt. In tegenstelling tot wat hij suggereert heeft hij vermoedelijk veel moeite gehad het gedrukt te krijgen tenzij in eigen beheer, waarna hij bijna twintig boekverkopers bereid heeft gevonden het aan te bieden…

Mijn oogmerk was nimmer, dit stukje afzonderlijk te laaten drukken; maar alleen het ten gelijde van een ander, door een mijner waardigste vrienden, over den beruchten Doctor Ludeman,[3] geschreeven, in het licht te geeven. Terwijl mijn stukje reeds afgedrukt, en dat van mijnen vriend noch niet gezet was, stierf die brave en kundige man; en bij die gelegenheid verklaarde de Uitgever, dat hij het stukje, door mijnen vriend geschreeven, liever niet wilde uitgeeven. – Waarom? om dat de man de smaak van veele lieden, onder het lezend publiek, zo wel kende: hij wist bij ervaring, dat zij de beste spijzen in een eenvoudigen schotel opgedischt, niet verkiezen te nuttigen! – de stijl van mijnen vriend was te weinig opgesmukt; en het schijnt niet genoeg aftedoen, of die droogheid, door gezond verstand, rijkheid van denkbeelden, en juistheid van redenkaveling wordt opgewogen! – ik moest hem gelijk geeven en daar mijn oogmerk, om de genie van mijnen vriend aantemoedigen, door gemeenschappelijk met hem iets in het licht te geeven, door zijnen dood, tog verijdeld was, maakte ik met de afzonderlijke uitgave, niet veel haast. Daar vandaan, dat het over het jaar gelegen heeft, eer ik tot de uitgave konde besluiten, om dat ik er altoos iets tegen had, niet overeenkomstig de afspraak, met eenen man te handelen, voor wien mijne achting, tot over het graf, dezelfde blijft. Mijn Uitgever, ondertusschen, die dit stukje reeds had laaten drukken, spoorde mij gestadig tot de uitgave aan! ik vond zijn begeren billijk; en in de hoop, dat deeze bladeren eens nuttige strekking mogen hebben, geeve ik die aan hun lot over. Mogelijk zullen zij kundige lieden aanmoedigen, om iets meer uitgebreid in dit vak te leveren. Mijn oogmerk was in dien tijd, om iets over het waarzeggen, en zogenaamd geestenbezweeren, in vervolg van tijd hier bijtevoegen, en de zaak hierin vervat, nader in het breede te behandelen – of ik nu dit doen zal, weet ik niet.

Nee ik was niet graag ‘bevriend’ met deze schrijver die ik evenmin achting ‘over het graf’ gun, terwijl ik verheugd ben dat hij geen vervolg op dit spookbetoog schreef!

[1] Zie Naamlijst van Nederduitsche boeken… gedurende het jaar 1799 in ons vaderland uitgekomen (Amsterdam, A.B. Saakes, 1800 p 15). STCN: 2 ex (Utrecht, Leiden); te lezen in www.delpher.nl

[2] Joris Oddens, ‘Spoken als handelswaar. Een pennenstrijd uit 1766 nader bekeken’ in Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis, 2017, 24 p 57-74.

[3] Johan Christophorus Ludeman (1683-1757) filosoof, geneesheer en astroloog.

Klein voordeel

De Arnhemse advocaat Johan van Dans publiceerde anoniem in 1636 een bundel amusante liefdesgedichten, Scoperos Satyra ofte Thyrsis minne-wit, en legde in het voorwoord uit waarom deze rijmpjes in klein formaat gedrukt zijn:[1]

Hetwelcke niet ghedaen is om dat de kosten des Druckers mochten zijn gespaert; maer achtende het selve het bequaemst ende het ghevoeghlijckst te wesen om in de sack hier en daer mede te draghen, als ghy lieden soete by-een-komsten ende vergaderinghen houdt, alwaer somtijdts vry wat meer, als dat den Raedt aengaet, wordt verhandelt, zijnse nu wederom in desen bande in het licht gekomen. Voorts tot dese kleynigheyt hebben my bewoghen eensdeels, alsje zit en besteedt u heyligh Avondt hier in, ende eerje van u Ouderen mocht verrascht worden, datse dan het gheluck van die geen diese gemaeckt heeft moghen ghenieten, namentlijck wanneerse onder het Schortekleedt te schuyl ghesteken sullen worden: Anderdeels mede daerom, als ghy lieden veel-tijdts verstorven Dochters zijnde, by Groot-moeders ofte Moeyen woont, dat, dewijl het sulcke kleyne Letter is, ofse die schoon vonden, qualijck souden konnen lesen, het welcke noch te beter gelucken sal, alsje te voren haer Bril verstopt hebt.

[1] Postuum herdrukt in 1654 en vooral bekend in de verzameleditie: Alle de soet-vloeyende poëtische wercken van Johan van Dans, rechts-geleerde (Amsterdam, Johannes Janssonius van Waesberge & Weduwe Elizaeus Weyerstraten, 1668). Qua thematiek zijn deze minnerijmen wel verwant aan maar niet te verwarren met het bekende achttiende-eeuwse liedboek Thirsis Minnewit.

Zie ook Boekenjaszak & Krimpende boeken

Boekenkar

Dit eigenaardig sierbord in faience werd in een Franse veiling aangeboden. Een varken trekt een kar vol boeken. Drie titels behoren tot de verhalencyclus Les Rougon-Macquart van Émile Zola: Nana (1880), Germinal (1885; te koop voor 3,50 francs) en La Bête humaine (1890). Vermoedelijk is het bord te situeren in de polemiek rond de Dreyfusaffaire en de rol van Zola. Vermaard werd zijn open brief “J'accuse...!” in de krant L'Aurore van 13 januari 1898 waarin hij partij kiest voor de Joodse kapitein Alfred Dreyfus die ten onrechte van spionage was beschuldigd. Zola werd daarop wegens laster veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en vluchtte naar Engeland. In allerlei karikaturen werd hij als een varken afgebeeld en wellicht is dit een satirische voorstelling van zijn vlucht.

Jonge boekenwurm

Het schilderij ‘De boekenwurm’ van Carl Spitzweg is bekend en in vele vormen nagemaakt. Op de website van Hans Krol staat ook een ‘kinderlijke’ versie van de hand van Elly Frank. Een andere variant is het bronzen beeld ‘Schulmädchen’ van Victor Heinrich Seifert (1870-1953).

https://ilibrariana.wordpress.com/2014/12/01/de-boekenwurm-van-carl-spitzweg/

Zie voorbeelden van jonge lezertjes in Galerie lectuur

Ida Rentoul Outhwaite (1916) & Jessie Willcox Smith (1919)

Ida Rentoul Outhwaite (1916) & Jessie Willcox Smith (1919)

Deel deze pagina