FOUTE TITEL NOOPT QUERIDO TOT HERDRUK

Hoogst pijnlijke momenten voor een schrijver, wanneer je ontdekt dat op het schutblad van je pas gedrukte nieuwe verhalenbundel een hallucinante fout staat. Het overkwam deze week voormalig VPRO Boeken-presentator, dichter en prozaïst Jeroen van Kan. Op het schutblad van Hoe Matt een dode vis werd, verschenen bij Querido, prijkt er in plaats van ‘Hoe’ helaas ‘Hoet’. De uitgeverij gaat de gehele oplage door de papierversnipperaar jagen en integraal herdrukken. (Nieuwsbericht, november 2019).

Kleine geschiedenis van de drukfaut

Mary Stuart (1646) is een tragedie van Vondel waarvan de eerste druk ook dreigde een tragedie te worden zoals we kunnen opmaken uit zijn eigenhandig verbeterde drukproef die bewaard is gebleven.[1] Reeds in 1505 schreef de Nederlandse letterkundige Johannes Murmellius: “We zouden ons erg gelukkig voelen met onze nieuwe boekdrukkunst, waardoor we veel boeken voor weinig geld kunnen kopen, als die boeken maar niet allemaal krioelden van drukfouten. Een of andere boze duivel schijnt ons zo'n groot geluk te misgunnen”. Die ‘zetduivel’ zorgde er ook voor dat Murmellius' eigen boek niet zonder drukfouten verscheen… De drukfout is dus zo oud als de drukkunst en haar geschiedenis werd geschreven door Franciscus Josephus Kruitwagen (kloosternaam Bonaventura) priester en kenner van het oude boek (1874-1954).[2] Hij geeft tal van voorbeelden uit oude boeken met lijsten van ‘Drukfeilen’, ‘Errata’ of ‘Corrigenda’, al dan niet met excuus van de drukker, uitgever of auteur; lijstjes die niet zelden zelf fouten bevatten! Dat is ook het geval voor het recente Printer’s Error: meer dan de titel suggereert gaat dit over wat er allemaal met boeken voor kan vallen. De auteur meldt in een website welke drukfouten zij over het hoofd had gezien en voegt er knipogend aan toe: zo kan je later ontdekken wat de échte eerste editie van mijn boek is![3] In de markt van de bibliofilie kent men dit zeer goed: vaak zijn de vroegste drukken, en dus de meest gezochte, die met fouten. Een voorbeeld: Brillat-Savarin liet op eigen kosten zijn boek Physiologie du Goût drukken op 500 exemplaren. De echtheid van die eerste druk (1826) blijkt uit een drukfout op het titelblad: één letter ligt omver! In dezelfde zin weten filatelisten dat foutieve postzegels soms veel waard zijn.

[1] Ton Harmsen, ‘Vondels gevecht met de zetduivel’ in Neerlandistiek online tijdschrift (7 dec 2018) https://www.neerlandistiek.nl/2018/12/vondels-gevecht-met-de-zetduivel/

[2] Bonaventura Kruitwagen, Hoe men vroeger drukfouten bij het publiek aandiende (Federatie der werkgevers-organisatiën in het boekdrukkersbedrijf, 1925; overdruk uit Het Tarief, kerstnummer 1925, p 14-19).

[3] J.P. Romney & Rebecca Romney, Printer's Error: An Irreverent History of Books (HarperCollins, 2017); http://www.rebeccaromney.com/errors-in-printers-error/; zie ook David McKitterick,’A house of errors’ in Print, Manuscript and the Search for Order, 1450-1830 (Cambridge University Press, 2003).

De schuldvraag – ‘whodunit’ – speelt bij fouten altijd een belangrijke rol. In een satirisch stuk ontwikkelde Friedrich Rust Riedel in 1765 de formele wetenschap van drukfouten, de ‘Sphalmatologie’: ligt de fout aan de zetter dan gaat het om een ‘sphalma’ (vergissing), maar is de auteur de schuldige dan spreekt men van een ‘drukfout per eminentiam’![1] Vroeger kon de uitgever/drukker de schuld doorschuiven naar de zetter: zo werd elke drukfout in essentie een ‘zetfout’. Maar Riedel hield geen rekening met het ultieme excuus: het werk van de ‘zetduivel’.[2] Die deed al heel vroeg zijn kwalijke invloed gelden. In 1561 verscheen clandestien een satire op de katholieke mis, Missae ac missalis anatomia. Hoewel niet meer dan 172 pagina’s lang telt het een lijst errata van 15 bladzijden! De anonieme uitgever zag zich verplicht de verregaande onnauwkeurigheid van de tekst te verontschuldigen: “Toen dit boek ter pers lag, stelde die verwenste Satan al zijn krachten in het werk en het gelukte hem, door de tekst met zo veel fouten te bezoedelen dat sommige zinsneden geheel onverstaanbaar zijn geworden, en andere juist het tegenovergestelde uitdrukken van wat de bedoeling van de schrijver was. Dit deed hij met het doel om te vermijden dat het boek door de vrome zielen werd gelezen en bij de lezers zulk een verveling te veroorzaken dat geen van hen, zonder de grootste walging, tot het einde er van kon geraken. Dezelfde Satan had reeds vóór dat het werk aan de drukker werd toevertrouwd, een ander middel te baat genomen; hij had namelijk het handschrift in een modderpoel geworpen en het zodanig door vocht en modder bezoedeld dat het schrift op verscheidene bladzijden zo goed als geheel was uitgewist. Daarenboven was dit boek dermate gehavend en bedorven dat het niet alleen onleesbaar was geworden, maar dat men het zelfs niet kon openen zonder dat de bladen er uitvielen. Om nu al deze kunstgrepen van Satan krachteloos te maken, is men, na de druk, genoodzaakt geweest het werk na te lezen en al de fouten op te tekenen.”

[1] Friedrich Rust Riedel, ‘Lies Ochse oder Anzeige der vornehmsten Druckfehler nebst einer Einleitung zur Sphalmatologie’ in Sieben Satyren nebst 3 Anhängen (1765).

[2] Al veel langer bestond er een ‘schrijfduivel’: Titivillus, een demon die zorgde voor fouten in het werk van schriftgeleerden en copiisten.

Dit verhaal heb ik uit een ‘curieus’ boekje dat me verleid heeft tot dit cursiefje: Drukfouten (1875) was het vijfde deeltje uit de reeks ‘Curiositeiten van allerlei aard’ van Rudolf Charles d'Ablaing van Giessenburg.[1] Deze Amsterdamse boekhandelaar, uitgever, schrijver en vriend van Multatuli publiceerde heel wat ‘curiositeiten’ zoals ook Flaters in en over boeken (1874). Een deel van zijn inspiratie haalde hij uit Curiosities of literature (1838) van Isaac d’Israeli en Curiosités bibliographiques (1845) van Ludovic Lalanne. In de 19de eeuw kregen drukfouten wel meer van dat soort aandacht. Behalve wijsgerige werken schreef Paulus van Hemert ook Lektuur bij het ontbijt en de thetafel (1804) en daarin ook een hoofdstuk over drukfouten.[2] Het tijdschrift De Navorscher had tussen 1857 en 1896 regelmatig een rubriek ‘zonderlinge drukfouten’.[3] De Shakespearespecialist Halliwell-Phillipps publiceerde in 1887 A Dictionary of Misprints met de melding ‘for private circulation only’: was hij bang voor eigen ‘misprints’? De uitgeverij Scheltema & Holkema vond het in 1895 tijd voor een Handleiding voor hen die drukproeven willen corrigeeren. Je kan op Google Books nagaan of deze gids zelf ontsnapt is aan drukfouten… Geen beter citaat om hier de 19de eeuw af te sluiten dan het nog steeds geldige gezegde van Mark Twain: “Wees voorzichtig met het lezen van boeken over gezondheid. Je kan sterven aan een drukfout!”

[1] Curiositeiten van allerlei aard verscheen vanaf mei 1873 als maandelijkse aflevering; later werden ze uitgegeven per thema (1873-1878: in totaal 32 boekjes). De auteur gebruikte eerst als familienaam R.C. Meijer, vandaar ook de naam van zijn uitgeverij.

[2] Paulus van Hemert, ‘Drukfouten’ in Lektuur bij het ontbijt en de thetafel – II (Amsterdam, Mathys Schalekamp, 1804) p 1-13.

[3] De navorscher: een middel tot gedachtenwisseling en letterkundig verkeer tusschen allen die iets weten te vragen hebben of iets kunnen oplossen (begonnen in 1851); over drukfouten bv 1857 p 251; 1864 p 252; 1866 p 158; 1875 p 93; 1877 p 73; 1880 p 37.

In de anecdotische geschiedenis zijn vaak voorbeelden terug te vinden van hele oplages van bijbels die vernietigd moesten worden wegens essentiële drukfouten (bijv. als het weglaten van ‘geen’ ertoe leidt dat een bijbels gebod ons aanzet tot overspel). Voor de drukker-uitgever betekende zo iets soms aanzienlijk verlies van geld en imago. Hij kon zich vroeger het slachtoffer van ‘satanische’ invloeden noemen, maar de zetduivel kreeg in modernere tijden een psychologische verklaring: de fout zou dan, zoals bij een verspreking, te wijten zijn aan onbewuste redenen, kortom het werk van een ‘freudiaanse zetduivel’.[1] Maar wie heeft iets aan zo’n excuus? De auteur voelt zich vaak in z’n blootje staan. De eerste druk van De teleurgang van den waterhoek (1927) van Stijn Streuvels werd een bijzonder collector’s item door de toevoeging van het losse erratablad: ‘Zinstorend miszetsel’ was het getiteld! Of deze omschrijving op vraag van de gefrustreerde auteur kwam weet ik niet, maar ze klinkt wel vernederend – als een ‘misbaksel’ – voor de uitgever.[2] En kan een computer zich beroepen op Freud om een fout te verklaren? Een naambord van de letterenfakulteit was een foto waard in het Utrechts Nieuwsblad van 27 juli 1983: ‘Instituut voor Toegepaste Taalkunde en Computerlinquistiek’.[3] Misschien leest u over die verkeerde letter, maar een linguist krijgt van die q extra schaamrood!

[1] Toevallig vond ik deze omschrijving voor het eerst in twee tijdschriften uit hetzelfde jaar: De Openbare Bibliotheek 1960 p 226; Medisch Contact 1960 p 663.

[2] Paul Thiers, ‘Kijk op het Zinstorend miszetsel’ in Piet Thomas (red.), De huid van Mira (Lannoo, 1998). Zie ook https://fokas.nl/2017/01/30/nieuwsbrief-698-erratum/ 

[3] Wim Zonneveld, ‘Linguistisch schaamrood’ in Vooys – Tijdschrift voor letteren, 1986, 5 p 180-193.

Tot slot nog de ultieme verklaring: zou alles te wijten kunnen zijn aan magische of buitenaardse invloeden? Zo treedt in De taal der spreuken een kakograaf op.[1] Deze magiër stuurt alle spreuken die hij aanraakt in de war. Misschien zijn heel wat zogenaamde drukfouten een dergelijk geval van kakografie, een geschrift met grove taal- en stijlfouten. Dit kan echter een bijzonder educatief doel hebben: in de 19de eeuw werden in Nederland heel wat kakografieën gebruikt als oefenmateriaal bij het herkennen en verbeteren van taal-, spelling- en stijlfouten.[2] Met die gedachte in het achterhoofd raad ik aan op het toilet een scheurkalender met ‘taalvoutjes’ te hangen (www.taalvoutjes.nl/). Maar dat is natuurlijk een ‘gemaksoplossing’… Oei, nu ik aan het slot helemaal dreig af te dwalen parafraseer ik de al geciteerde Van Hemert: “De lezer zal waarlijk denken dat er in mijn hersenen ook een drukfout zit…” Hoog tijd om in stijl af te sluiten met de epiloog uit het gedicht ‘Zetduivel’ van Patricia De Martelaere:[3]

 

Ik schrap je naam uit mijn hoofd

– een zetfout, voortaan dubbele spatie,

met voetnoot onderaan:

hier werd weggelaten

wat niet hoort.

[1] Blake Charlton, De taal der spreuken (Luitingh Fantasy, Amsterdam, 2010).

[2] Zie B.H. Lulofs, Kakographie, of Opstellen met deze en gene feilen in taal en stijl, benevens eenige taalkundige aanteekeningen (J. Oomkes, Groningen, 1841; 5de druk 1877).

[3] Uit de bundel Niets dat zegt: gedichten (Meulenhoff 2002).

Ondragelijke drukfout

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens Boutens publiceerde in 1903 het gedicht Naenia in een oplage van veertien exemplaren. Door de beperkte oplage en de bijzondere illustraties van Jan Toorop is dit een zeer gezocht boek (in 2019 werd een exemplaar geveild in Amsterdam voor 7000 Euro). Boutens was een perfectionist want hij struikelde over 'een ondragelijke drukfout’: in de laatste regel van de derde strofe (‘Ons adem keert uit U in angstgefluister’) wilde hij de hoofdletter U laten vervangen door een kleine u! Maar drukker Enschede meldde dat het te laat was want het zetsel was al uit elkaar genomen. Boutens moest dus leren leven met deze ‘ondragelijke drukfout’.

Soorten drukfouten


De Antwerpse veelschrijver Joseph Crispeel (1748) onderscheidde drie ‘classen van drukfeilen’:

 

  • Onder de eerste Classe behooren die feilen, die men moedwillig begaat, of doet begaan, met oogmerk, om ze te verbeeteren, maar ook met een, om ongestraft iemand den strop van bespotting om den hals te gooyen […]
  • Onder de tweede Classe moeten die feilen getelt worden, die begaan worden niet in den Text zelfs, maar in de Lyst der Drukfeilen, en is, voor zoo ver, myn geleerdheid strekt, door niemand gebruikt dan door Paul Charron [deze droeg zijn werk op “aan myn teef van een Zuster” en vroeg in de errata-lijst dit te verbeteren tot “aan myn teef van een Zuster”!]
  • Doch de derde Classe is ryker, en heeft zyn oorspronk by den Schryver, en ook by den Drukker. De Autheur schryft zoo leesbaar of zyn schriften helsche beweringen waren, en den Drukker die doorgaans zoo geleert is als een Moskovische Beer, en 'er zoo min doorkomen aan ziende als de Schryver door zyn schulden, begaat fouten die om wraak schreuwen, welke feilen onder het nazien der proeven (dat met zoo veel aandacht geschiet als men de Rekeningen beschouwt die men niet meent te betalen) overgeslagen worden, en derhalve blyven.

 

[Joseph Crispeel], De snelziende Lynceus berispende, op een vrolyke wyze de gebreken dezer eeuw. Eerste deel (Amsterdam, Gerrit de Groot, 1748;  p 40-41).

Schrijf- of drukfout?

Jonathan [Johannes Petrus Hasebroek] maakte terecht het onderscheid tussen druk- en schrijffouten (Waarheid en droomen. Haarlem, Erven F. Bohn, 1840):

Want over de drukfouten denk ik mij niet te vermoeijen in een boek, dat misschien door menig lezer als eene groote drukfout zal worden aangemerkt. Zoo het mij spijt, dat er zulke in gevonden worden, is het vooral in geval dat de veêren van anderen, waarmee ik mijzelven heb zoeken op te pronken, daardoor geleden hebben; zoo als op bl. 83, waar de schilderachtige uitdrukking van den liefelijken zanger van Johannes en Theagenes,

Die de bloemen openfluit,

door de mishandeling van den zetter, al haar schilderachtigheid verloren heeft [in de tekst staat “bloemen opensluit”]

Maar er zijn in mijn boekje schrijffouten; en, omdat dit zoowel den Corrector als mij betreft, heb ik hem onder handslag beloofd, hem hier in de eere te herstellen, die ik hem, door mijne hardnekkigheid ginds, bijna zou doen verliezen. Ik heb namelijk, tegen alle regels van taal aan, in het stukje De huisklok het woordeke klok mannelijk, en in een ander Het schaap het woordeke schaap vrouwelijk gebruikt. Zal het nu voor een genoegzame verdediging gehouden worden, dat ik gewoon ben in de persoonsverbeelding mijn huisklok als een man te beschouwen en te behandelen, en dat mijn schaap jure suo aanspraak op den vrouwelijken titel heeft? Indien niet, blijft mij niets over, dan alle H. H. Correctores – den mijnen ingesloten – om verschooning te verzoeken, zoo als ik ben doende bij dezen!

Erratafielen & erratamanen

De Nederlandse columnist en polemist Hugo Brandt Corstius schreef onder het pseudoniem ‘Battus’ in zijn boek De Encyclopedie (1978) volgend stukje:

“ERRATA, meestal gedrukt op vóór in een boek gelegde losse velletjes. Er zijn mensen die in boekwinkels deze losse velletjes uit de boeken halen en verzamelen (erratafiel). Er zijn, helaas, ook mensen die zelf erratapapiertjes laten drukken, en deze in boekwinkels voorin boeken leggen (erratamaan).”

Johannes Kortjanse, Kleine gedichten van Jaskeronti, Vijfde afdeeling (1843)

Johannes Kortjanse, Kleine gedichten van Jaskeronti, Vijfde afdeeling (1843)

Correcties op rijm


Jacob Eduard de Witte van Haemstede hielp correctoren met zijn Dichtmatige regelen om drukkers proeven te corrigeeren (1808) > zie ‘Rare rijmen

Drukker corrigeer uw proef!

In zijn bekendste boek, Het masker van de wereldt afgetrocken (1646) vergelijkt Adrianus Poirters de correctie van drukproeven met een corrigerende opvoeding van kinderen:

Ick print hier boecken heel den dagh,

En druck wat dat ick drucken magh,

En heb mijn letters recht ghestelt,

En al de woorden wel ghespelt

Soo datter 't minste niet en schort:

Want waer 't te lanck, of waer 't te kort,

Dees fouten sou ick naderhandt

Oock vinden op 't papier gheplant;

Soo dac ick grooten ernst behoef,

Op dat ick heb een suyver proef.

Een suyver proef daer hanghet aen:

Want anders moet het qualijck gaen.

Want quaey manieren setten voort,

Ghelijck een druckfout in een woordt.

Dus vader corrigeert u proef,

Of Hansjen wordt oock eenen boef.

Menschen en boeken moeten meermalen worden nagezien en verbeterd, om van errata gezuiverd te worden.

Jean Paul Richter, Gedachten van Jean Paul, met eene inleiding door Mr. J.A. Weiland. 1e deel (Rotterdam, J. Immerzeel, 1820 p 76)

Beef letterzetter!

Johannes Matthias Pfeil zint op wraak in ‘Aan den letterzetter van mijne uitspanningen’ (uit de bundel Glasscherven en paarlen; Monnikendam, 1826):

In wat achterbuurt gij t'huis hoort,

Mogt ik 't weten, dan gewis,

Zoudt gij nooit mijn wraak ontkomen

Die u lang bezworen is;

Uit uw schuilhoek opgerezen!

Meld me uw woonplaats, meld me uw van!

Waarom zoo mijn werk gehavend,

Dat men 't naauwlijks lezen kan?

Hier, een letter weggelaten,

Dáár, een woord verkeerd gespeld,

Nu, een punt of uitroepteeken,

Dan, een komma mis gesteld!

Moet gij niet van schaamte blozen!

Bij het zien dier breede lijst,

Die ik achter 't werk deed drukken,

En u zoo veel fouten wijst?

Hoe gij heet, en waar gij t'huis zijt,

Mogt ik 't weten, dan gewis,

'k Daagde u voor den vrederegter

'k Wierp u in gevangenis.

Brood en water, ik bezweer het,

Ware uw daaglijksch middagmaal;

Waarom zoo mijn werk gehavend,

Daar ik u zoo ruim betaal?

Eind’lijk moog het toeval willen,

Dat gij mij in handen raakt,

Beef, en ducht mijn wraakzucht! nimmer

Heeft mijn gramschap uitgeblaakt

Beef! zelfs dan, wanneer mijn wrevel,

Mij in die verwarring stort,

Dat ik, als een andre Guidi,*

't Dierbaar leven mij verkort.

Beef! dan zal mijn kroost nog wreken,

Wat gij aan mijn werk misdreeft,

Het is logen, 't is onmooglijk,

Loskop! dat gij me overleeft.

* Alexander Guidi, wien het verdriet over eene drukfout, het leven kostte.

De gewenste drukfout

In zijn voorwoord bejubelt Bart Van Loo terecht de publicatie van De bibliomaan van Charles Nodier door de Stichting Desiderata (zie Bibliomaan). Hij hoopt dat de uitgevers "ervoor zorgen dat er drie-vier drukfouten in staan die jullie dan in de tweede druk moeten verbeteren, zodat de allereerste druk over honderd jaar een fortuin waard zal zijn". Grappig detail: er staat al een drukfout want in Vlaanderen worden de meeste 'Van'-namen met een hoofdletter V geschreven: nu meldt de inhoudsopgaaf ene 'van Loo'!

Peeter Klein, alias Servaas Daems, zette in zijn lijst ‘zinstorende feilen’ een opzettelijke schrijffout om de taalkundigen uit te dagen. 

De kruiwagens beschouwd in hun verleden, hun tegenwoordig en hun toekomend lot. Brokken aan een onuitgegeven handschrift ontleend (Herentals, V.J. Du Moulin, 1869); ook opgenomen in de Tweede, vermeerderde en – natuurlijk – verbeterde uitgave (Antwerpen, Vanos-Dewolf, 1882); zie 'De geschiedenis van kruierij' Varia 4

Soms looft de schrijver de drukfout

…toen ik op zijn kamer een boek van Ponson du Travail* ontdekte…

*Feitelijk staat er in het handschrift: du Terrail. Deze drukfout is echter zo gelukkig, ik zou haast zeggen: zo geniaal, dat ik er niet toe kwam haar te korrigeren.

Paul Van Ostaijen, De noodlottige historie van Scholem Weissbinder (1923)

Erraten.

Nu moest een lijstjen volgen

Van ‘opgemerkte Erraten’.

Maar alles wèl gewogen,

Zal ik het liever laten.

De meeste Recensenten

Belasten zich dáár mede;

En in hun jacht te stropen,

Verstoorde licht den vrede.

Neen, lieve Recensenten!

Ik bid u toe te tasten,

En volop aan mijn bokjes

Uw buikjes te vergasten!

Voor taal- en stijlfouten vraag ik verschooning:

De pers lag zoo vreesselijk ver van mijn woning.

Noemt de Gids soms mijn boekjes één groote feil,

Ik schuif ’t op den drukker. – Den lezer heil!

 

[J.J.L. ten Kate] Bragiaantjens en ander klein goed. Door een beunhaas in bijschriften (Schiedam, H.A.M. Roelants, 1859); zie ook Arme recensent

Wordt vervolgd?

"Mèt de drukkunst heeft Gutenberg - of wie dan ook - de drukfout uitgevonden", schrijft Jacques den Haan. "Ons aller hunkering gaat natuurlijk uit naar een werk, waarvan ik mij de titel voorstel als 'Bouwstoffen voor een inleiding tot een overzicht van de mogelijkheden om te geraken tot een geschiedenis van de drukfout'..."

Jacques den Haan, 'Van geestelijke verpaupering naar geestelijke versnapering' in Still talking shop  (Amsterdam, de Bezige Bij, 1958) p 81; hij verwijst naar N. Clément-Janin, Coquilles et bourdons. Ou de la pureté des textes (Brussel & Maastricht, A.A.M. Stols, 1928). 

Deel deze pagina


Zetfouten


In feite maak ik hierboven zelf een grote fout want in werkelijkheid zijn de meeste drukfouten in oude boeken ZETFOUTEN! Zoek het maar eens op in het Algemeen letterkundig lexicon.


Ook Ed Schilders vergeet dit onderscheid maar dat maakt zijn column niet minder aangenaam:

http://www.cubra.nl/edschildersboekencolumn/13102002.htm