Vrouwelijke bibliofilie

In het Engels klinkt het onzijdig maar in vele talen is bibliofilie vrouwelijk. Einde 19de eeuw beschouwde de Franse bibliofiel, schrijver en uitgever Octave Uzanne vrouwen als de antipode van de bibliofolie en de hel van de bibliofilie:

Amours de femme et de bouquin

ne se chantent pas au même lutrin.

Vrouwen en boeken kun je niet

bezingen in hetzelfde liefdeslied.

De Britse evenknie van Uzanne, Holbrook Jackson, zag dezelfde tegenstelling tussen boekenliefde en huwelijk, want voor hem was het duidelijk: “Book-love is as masculine (though not as common) as growing a beard.”[1] Ook de Franse dichter en literatuurcriticus Albert de Bersaucourt vroeg zich af, of de bibliofiel niet beter vrijgezel zou blijven.[2] Zijn vrouw(on)vriendelijk artikel werd als volgt samengevat in het Bataviaasch Nieuwsblad van 9 augustus 1922.

[1] Octave Uzanne, ‘Les femmes bibliophiles’ in Les zigzags d'un curieux: causeries sur l'art des livres et la littérature d'art (Paris, Quantin, 1888) p 29-54; Holbrook Jackson, ‘Book love contra matrimony’ in The Fear of Books (London, Soncino Press, 1932) p 146-151. Over het verschil tussen 'bibliofolie' en 'bibliofilie' zie Boekenhartstocht

[2] Albert de Bersaucourt, ‘Célibat et bibliophilie’ in Les Marges: revue de littérature et d'art, 1922, 24 p 83 ev.

De Vrouw en het Boek

Het is niet erg galant – geeft A. de Bersaucourt toe in een geestig opstel over ‘Célibat et Bibliophilie’, afgedrukt in Les Marges – maar een ervaring van eeuwen wijst uit, dat de boekenminnaar moet kiezen tusschen zijn hartstocht voor het boek en zijn wensch getrouwd te zijn. De eene liefde sluit in de practijk de andere absoluut buiten, en dit niet omdat het mannenhart niet groot genoeg zou zijn voor beide genegenheden, maar omdat de vrouw deze geestelijke concurrentie niet duldt.

Met tal van voorbeelden staaft de schrijver zijn verontrustende stelling, dat een huwelijk, gegrond op de combinatie de Vrouw en het Boek tot mislukking gedoemd is. Denk aan dien beroemden bibliofiel te Lyon, wien de dagelijksche verwijten zijner echtgenoote dwongen voor zijn correspondentie en samenkomsten met andere boekenvrienden domicilie te kiezen ten huize van zijn boekverkooper – als gold het ongeoorloofde rendez-vous – en die ten slotte, toen zijn geheime trouw uitlekte door zijn jaloersche Xantippe voor het beslissend alternatief gesteld werd haar te dienen of zijn boeken. Hij koos het eerste en stierf kort daarop van heimwee. Denk aan de ongelukkigen – vervolgt de schrijver – die den middenweg trachtten te bewandelen door het verzinnen van duizend listen om hun boekenpassie te blijven bevredigen. Die hun boekverkoopers ontvangen aan de achtertrap of tijdens het visite-uur van hun vrouw: die hun moeizaam verzamelde schatten tusschen hun linnengoed verstoppen en naar het verkoophuis Drouot sluipen als naar een huis van slecht allooi.

Wel nergens doet de wet van het kiezen-of-deelen, van het alles-of-niets zich met zooveel strengheid gelden als op dit terrein... Tegenover dezen boekenhaat der echtgenoote van den verzamelaar staan de excessen der vrouwelijke bibliophilen. Een bekend boekhandelaar taxeerde de waarde van een boekenverzamelaarster op die van 100 mannelijke collectionneurs. Wel is het gemis minder talrijk dan in vroeger eeuwen, toen talrijke vrouwen met nog altijd levende namen ’n waren boekenhartstocht openbaarden, waarbij die van mannen slechts een zwakke affectie is. Leerzaam is in dit opzicht het interessante boek van E. Quentin-Bauchart Les Femmes bibliophiles de France, waaruit blijken kan van hoeveel belang de liefde voor het boek, die vrouwen als Marguerita d'Angouleme, Drusane de Poitiers, Maria de Medeci, Anna van Oostenrijk, Maria Leczinska, Marie Antoinette en andere vermaardheden aan den dag legden voor de ontwikkeling der oude boekkunst, is geweest. Die schoone tijd is echter voorgoed voorbij, zucht De Bersaucourt: de geschiedenis van het boek in de 16e-19e eeuw is voorgoed verbonden aan de namen van roemruchtige vrouwen, maar wie op dit oogenblik een boek zou willen schrijven over de moderne vrouwen het moderne boek – die zou met een octavodeeltje van 20 pagina’s volstaan…

Al verschenen er einde 19de – begin 20ste eeuw enkele boeken gewijd aan vrouwelijke bibliofielen,[1] toch bleef dit thema bijna een eeuw lang vrijwel vergeten.[2] Op een diner van de (uiteraard mannelijke) vereniging Les Cent Bibliophiles liet een spreker zich laatdunkend uit over de boekenliefde van vrouwen. Daarop verklaarde prinses Schakhowskoy dat ze geen honderd maar 101 boekminnende vrouwen zou vinden. Zo ontstond in 1926 Les Cent Une, société de femmes bibliophiles.[3] Maar er is nog een lange weg te gaan. In de Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie (2010) staat welgeteld één vrouw met foto vermeld; rond dezelfde tijd zette het Nederlands genootschap van bibliofielen 58 verzamelaars in de kijker, onder wie slechts 13 vrouwen. De verhouding lijkt dus ongeveer 1 op 4, al tellen we dan niet de vrouwen mee die met hun partner als bibliofiel paar bekend staan.[4] Op het internet is het ver zoeken naar specifieke websites of blogs zoals Lady Bibliophile en Life of a Female Bibliophile. Enkele initiatieven moeten het thema meer onder de aandacht brengen: de New Yorkse Grolier club zorgde voor een researchfonds en de jaarlijkse Honey & Wax Prize beloont ‘an outstanding book collection built by a woman in the United States, aged 30 or younger’. In 2020 werd in Nederland de Stichting Desiderata - Genootschap van boekenvrienden door drie mannen boven de doopvont gehouden (Peter IJsenbrant, Martin Hulsenboom & Ed Schilders). Zullen zij erin slagen het stereotiepe beeld van de bibliofiel te vervrouwelijken?[5]

[1] Jean Gay, Quelques femmes bibliophiles (Bordighère, Jules Gay, 1875); Ernest Quentin-Bauchart, Les femmes bibliophiles de France (Paris, Morgand​, 1886); Andrew Lang, ‘Lady book-lovers’ in Books and Bookmen (London, Longmans & Green, 1887); Albert de Neuville, La femme et le livre (Liège, M. Thone, 1918); Albert Cim, Les femmes et les livres (Paris, E. de Boccard, 1919). Zie ook: Heidi Egginton, ‘Book-hunters and Book-huntresses: Gender and Cultures of Antiquarian Book Collecting in Britain, c. 1880-1900’ in Journal of Victorian Culture, 2014, 19, 346-364.

[2] Willa Z. Silverman, ‘The ennemies of books? Women and the bibliophilic imagination’ in The New Bibliopolis. French Book Collectors and the Culture of Print 1880-1914 (University of Toronto Press, 2008);Stéphanie Durand-Gallet, ‘Femmes et bibliophiles’ in Art et métiers du livre 2011, 284; Mirjam Foot, ‘The property of a Lady: women as owners of fine bindings’ in The Book Collector, 2019, 68, 109-120; Dagmar Jank, Bibliotheken von Frauen: ein Lexikon (Wiesbaden, Harrassowitz Verlag, 2019).

[3] https://www.lescentune.com/; https://bibliophilie.com/femmes-bibliophiles-les-cent-femmes-amies-des-livres/; Akar Marie,  ‘Les Cent Une: une société de bibliophilie unique au monde’ in Art et métiers du livre 2008, 265, 66-73.

[4] Piet J. Buijnsters, Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie (Nijmegen, Vantilt, 2010); Uit de schaduw – Twintig jaar Nederlands genootschap van bibliofielen (Amsterdam, De Buitenkant, 2011)

[5] https://www.stichtingdesiderata.nl/; met dank aan Martin en Peter voor de tips en feedback. Zie ook Boekenmaagd

stereotiep maar grappig
in de deur Marcel Proust? die was niet gehuwd maar keek wel naar 'de verloren tijd'
luister schat
luister schat
boeiend
boeiend
leeslust
leeslust
kiezen is verliezen
kiezen is verliezen

Boekenverslindster

De charlataneske kunstenaar Antoine Wiertz (1806-1865) regelde voor zichzelf een grotesk museum in Brussel. Tussen de talrijke werken, sommigen zo monumentaal als het ego van de kunstenaar, vindt men ook voyeuristische taferelen zoals La liseuse de romans (1853). In de officiële vertaling heet dit ‘de romanlezeres’, maar ik verkies de omschrijving van historicus Peter Nijenhuis:

De boekenverslindster ligt toevallig naakt op bed en kronkelt zichtbaar van genot bij het lezen van haar romannetje. De invloed van romans op jonge mensen en vooral op jonge meisjes was in de negentiende eeuw een populair onderwerp. Je ziet bij Wiertz hoe slecht het lezen van romannetjes kan uitpakken en ondertussen kun je je verlekkeren aan het lichaam van het meisje. De schilder heeft zelfs een spiegel geplaatst om de kijker niets tekort te laten komen.

De conservator van het Wiertzmuseum kroop destijds bijna mee in bed:

Deze jonge vrouw, die een roman leest in de stilte van de nacht, is een prachtig model van plastische schoonheid. Onder de goudkleurige fluwelen huid van dit mooie meisje raadt men alle rillingen van een jong en weelderig vlees. Men voelt ook dat het gif van de lectuur langzaam in de aders sijpelt… Zonder twijfel is ze aangekomen bij een zeer interessante passage van haar boek, want haar borst schijnt op te zwellen van vurige levenssappen terwijl uit haar ogen tranen van ontroering vallen. Overigens valt weinig te vrezen dat ze nog kan ontsnappen aan de opwindende emoties want, terwijl ze leest, schuift Satan op de rand van haar bed de boeken die hij zelf heeft uitgekozen. Deze zijn zo echt weergegeven dat men geneigd is ze te openen. Op een van de titels leest men de naam van A. Dumas.

Louis Watteau, ‘La liseuse de romans’ in Catalogue raisonné du Musée Wiertz: précédé d'une biographie du peintre (Bruxelles, 1865 p 181-182); vrij vertaald en ingekort.

De lezende dienstmeid

Einde 19de eeuw schilderde Jean Daniël Stevens enkele varianten van deze ‘lezende dienstmeid’.[1] Het thema was als genrestuk erg populair in die tijd. Waarom? In de voorbije eeuwen zijn lezende vrouwen als een bedreiging voor de gevestigde (mannelijke) orde gezien omdat ze slimmer werden en hun maatschappelijke positie kritischer gingen bekijken.[2] Tot aan het begin van de 20e eeuw werd intellectuele arbeid (studie, lectuur) als ongezond beschouwd voor het ‘zwakke’ geslacht, zeker bij meisjes en jonge vrouwen: het zou hun reeds teer gestel ondermijnen en de oorzaak zijn van allerlei nerveuze stoornissen. Geen wonder dat de traditionele rolpatronen en machtsverhoudingen nog meer bedreigd leken als ook het vrouwelijk personeel ging lezen![3] Of er werd wat lacherig over gedaan, zoals uit sommige genreschilderijen over dit thema blijkt: de dienstmeid is nieuwsgierig (in plaats van leergierig) en aapt het baasje na… In dezelfde zin vond ook Jean Daniël Stevens het een plezierig en bovendien lucratief onderwerp!

[1] Zie de bespreking elders op deze website Lezende dienstmeid

[2] Stefan Bollmann, Vrouwen die lezen zijn gevaarlijk (Amsterdam University Press, 2006) & Vrouwen die lezen zijn nog steeds gevaarlijk (Amsterdam University Press, 2011).

[3] Zie o.a. Kathryn J. Brown, Women Readers in French Painting 1870-1890: A Space for the Imagination (Farnham: Ashgate Publishing, 2012; p 93-95); Antoinette Fauve-Chamoux (Ed.), Domestic Service and the Formation of European Identity: Understanding the Globalization of Domestic Work, 16th-21st Centuries (Bern: Peter Lang, 2004).

Het kabinet van een geleerd vrouwmens

In de veilingcatalogus van Burgersdijk & Niermans van mei 2022 wordt een bundel onbekende Duitse gravures uit de 18de eeuw aangeboden. Tussen de twintig emblematische figuren staat Das gelehrte Frauenzimmer, een spotprent op ‘geleerde’ vrouwen.  Ik meen zowel in de afbeelding als de tekst een dubbelzinnigheid te ontdekken die ik hier vrij vertaal en verder overlaat aan de fantasie van de lezer/kijker.

Zoeken jullie filosofen een plezier in de boeken

Kan deze boekenschat tot uw dienst staan;

Maar ik heb hier een boek dat hoger te schatten is,

De inhoud is galant, de band is wondermooi.

Wanneer u erop toelegt door boeken te genieten

Dan kan mijn lieve boek wel op mezelf voldoen.

In de De Spectator, of Verrezene Socrates (1735; Deel VII p 317-321), een vertaling van het Engelse The Spectator, beschrijft een bezoeker met de nodige ironie de bibliotheek van een ‘geleerde’ vrouw, Leonora, een kinderloze weduwe. “Maar vermits de geest natuurlyk tot eene soort van slaap-ziekte vervalt, als hy niet wakker gehouden word door de drift van eenig vermaak of liefhebbery, heeft Leonora alle driften haarer sexe verandert in eene liefde voor boeken en afzondering. Zy verkeert voornamelyk met mannen (gelyk zy dikwyls zelfs zegt) maar alleen in hunne schriften…”.

Ik ging Mevrouw dan 's morgens vry vroeg opwachten, en haare kamenier verzocht my zo lang in Mevrouws Biblioteek te gaan wandelen, tot dat Mevrouw in staat zoude zyn om my te ontvangen. Het geluidt alleen van Mevrouws Bibliotheek maakte my nieuwsgierig om die te zien; en vermits 'er een geruime tydt verliep eer Mevrouw tot my quam, had ik gelegenheit om een groot getal boeken te bekyken, die in eene zeer fraaye orde geschikt waaren. Op het einde van de folioos (die zeer net gebonden en verguldt waaren) zag men groote stukken porcelein boven op elkander zeer ordentlyk en geestig gezet. De quartoos waaren van de octavoos gescheiden door een stapel kleinder koppen die, een zeer aangenaam spits maakten. De octavoos waaren bepaalt door Thee-schoteltjes van alle gedaantens kleuren en groottens, welke zoo geplaatst waaren in een houten rek dat zy eene vervolgde kolom scheenen, verciert met de fraaiste beeldhouwery, en beschildert met de aangenaamste verscheidenheit van verwen die men bedenken kan. Dat deel van de Boekzaal, 't welk verordent was om blauwe boekjes, losse papieren en gedichten te begrypen, was beslooten in eene zoort van lyst, bestaande uit de aardigste boertige figuurtjes die ik ooit gezien had, Leeuwen, Aapen, Mandarynen, Boomen, Schelpen en andere snaaksche beeldjes van porcelein of speksteen. In het midden van de kamer stond een klein Japansch tafeltje, waar op een boek verguld papier lag, en op het papier een zilvere snuifdoos gemaakt in de gedaante van een boekje. Ik zag dat op de bovenste planken veele nagebootste boeken stonden, die in het hout uitgesneeden waaren, en alleen dienden om den hoop voltallig te maaken gelyk lorrendrayers in de monstering van een Regiment. Een zoo gemengt stuk huisraadt, dat beide de vrouw en de geleerde voegde, behaagde my wonderlyk, en ik wist in 't eerst niet of ik my zoude verbeelden in eene Boekzaal of in eene grot te weezen.

Toen ik de boeken inzag, bevond ik dat 'er eenige weinige waaren, die de Dame tot haar eigen gebruik gekost had, maar dat zy de meeste had verzamelt om dat zy ze hooren pryzen, of derzelver schryvers gekent had. Onder verscheide die ik bekeek, heugt my dat de volgende waaren:

  • Oglebys Virgilius.
  • Drydens Juvenalis.
  • Cassandra.
  • Cleopatra.
  • Astraea.
  • 's Ridders Newtons Werken.
  • De Groote Cyrus, met eene speld in der middelste bladen stekende.
  • Pembrokes Arkadia.
  • Locke van 't menschelyk verstandt; met een papier met mouches d'er in.
  • De Engelsche Spelkunst.
  • Coles Woordenboek, of verklaaring van moeyelyke woorden.
  • Sherlock over de Doodt.
  • De vyftien vertroostingen des Huwelyks.
  • Proeve over de oude en hedendaagsche Geleerdheit door den Ridder Willem Temple.
  • Malebranches onderzoek der Waarheit, uit het Fransch vertaalt.
  • Bocatius Vertellingen, uit het Italiaansch vertaaldt: heerlyk geconditioneert, en naar allen schyn veel behandelt.
  • Culpeppers Kunst der Vroedvrouwen.
  • Het Beroep der Vrouwen.
  • Vertellingen in vaerzen door den Heer Durfey: in roodt leer gebonden, verguldt op den rugh en met ooren op verscheide plaatzen.
  • Alle classique Autheuren in hout.
  • Eene geheele plank Elseviers drukken van de zelfde handt.
  • Clelia, zich zelf openende op de plaats waar eenen minnaar met zyne minnaresse in een prieel beschreeven worden.
  • Bakers Kronyk.
  • Raad aan eene Dochter.
  • Het Nieuwe Atlantis, met zyn' sleutel.
  • Een Gebede-Boek met eene vles Tokayer wyn daar naast.
  • Dr. Sacheverells Predikatie.
  • De Geestige Vaakverdryver.
  • Senecaas Zedenlessen.
  • La Fertés Onderwys van Contre-dansen.
  • Taylors heilig Leeven en Sterven.
  • Academie der Komplimenten.


PS Een ander voorbeeld is de ‘Bibliotheek van ene bevallige dame’ in De Arke Noach’s (Amsterdam, Hendrik Gartman, 1799 p 53-55)

De geleerde narrin

Deel deze pagina

Volgens deze gravure waant een vrouw zich al geleerd als ze een paar maal in een boek bladert...


[Abraham à Sancta Clara?]. Mala gallina, malum ovum, das ist: wie die Alten sungen, so zwitzern die Jungen. Im zweyten Centi-Folio hundert ausbündiger Närrinnen (Wien/Nürnberg, 1713)

zie ook De geleerde nar.