Democritus minor
Op 40-jarige leeftijd begon Paul Dietz in 1918 aan een studie geneeskunde en dit op aanraden van de filosoof en classicus Karel de Jong (die hem in 1940 zou opvolgen als privaatdocent parapsychologie). “Een groeiende belangstelling in de psychologie droeg hij zelf aan als reden voor het ondernemen van deze tweede studie”.[1] In 1924 behaalde hij zijn artsendiploma en werd hij assistent van de Leidse hoogleraar psychiatrie Gerbrandus Jelgersma. Deze pleitte voor de psychologie als basis voor de psychiatrie en toonde bijzondere interesse in het werk van Sigmund Freud. Zo was hij de eerste hoogleraar in Europa die de psychoanalyse als volwaardige wetenschap erkende. In 1919 werd Jelgersma de eerste vice-voorzitter van de ‘Vereeniging tot onderzoek van buitengewone psychische verschijnselen’, de Nederlandse Society for Psychical Research (SPR), waarvan ook Dietz lid was. De keuze zenuwarts te worden onder leiding van Jelgersma sloot dus volledig aan bij zijn interesses. Die opleiding bestond vooral in praktijkervaring, enerzijds in het ‘krankzinnigengesticht’ Endegeest en anderzijds het ‘sanatorium voor zenuwlijders’ Rhijngeest, beide instellingen in Oegstgeest.[2]
In de Haagse krant Het Vaderland van 22 juni 1925 stond de volgende advertentie: ‘Gevestigd: Dr. Paul Dietz, zenuwarts. Ook voor psychische behandeling. Van Boetzelaerlaan 73. Spreekuur 21/2-4.’ Naast deze beperkte privépraktijk werkte hij vooral als zenuwarts in de polikliniek van het socialistische ziekenfonds ‘De Volharding’ (Gedempte Burgwal, Den Haag).[3] Hiermee wist hij zich “verzekerd van een solide en regelmatig inkomen. Vanuit deze zekere financiële positie ging hij zich steeds meer bezighouden met de parapsychologie”.[4] De titel ‘zenuwarts’ was destijds de gangbare omschrijving van een specialist die neurologie en psychiatrie combineert. Opvallend genoeg benadrukt Dietz dat hij ook psychotherapeut is.
[1] Ingrid Els Kloosterman, Wetenschap van gene zijde. Geschiedenis van de Nederlandse parapsychologie in de twintigste eeuw (Amsterdam, Boom 2017) p 132. Volgens zijn kleindochter, Anne Marie Boorsma, zou de depressieve aanleg van zijn vrouw ook een rol hebben gespeeld bij deze beroepskeuze. Ze zou uiteindelijk in 1939 zelfmoord plegen: Anne Marie Boorsma, ‘Mystieke stad’ in Haagse Historie 2022, 25 p 18-23
[2] Harry Oosterhuis & Marijke Gijswijt-Hofstra, Verward van geest en ander ongerief. Psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg in Nederland (1870-2005). (Houten, Bohn Stafleu van Loghum 2008) p 194.
[3] https://www.cuvo.nl/de-volharding-sinds-1880. Dietz raakte al direct na zijn aanstelling betrokken in een conflict tussen artsen en het ziekenfonds; zie zijn ingezonden brief ‘De strijd bij de Volharding’ in Het Vaderland 28 oktober 1925 (avondblad). Zie ook Rico Bulthuis, ‘Dr. P.A. Dietz’ in Wereldzicht der parapsychologie (Den Haag, H.P. Leopold, 1954) p 181.
[4] Kloosterman (2017) p 132.
Een goede indruk van zijn praktijkvoering en opvattingen over zenuwziekten is te vinden in een interview van 1939:[1]
“We treffen collega P.A. Dietz in zijn spreekkamer. Gaarne is hij bereid ons te woord te staan en onze vragen te beantwoorden.
- In de veertien jaren, dat U hier bent, zo vangen wij aan, werden reeds meer dan 19.000 patiënten aan Uw afdeling ingeschreven. Is dat niet verontrustend?
- Het aantal is inderdaad hoog, luidt het antwoord van onze collega, maar De Volharding is nu eenmaal een zeer groot fonds. Of zenuw- en zielsziekten toenemen, kan ik niet met zekerheid zeggen. Zoals U weet, neemt het aantal krankzinnigen in gestichten toe; maar de eisen, die gesteld worden, om zich in de Maatschappij te kunnen handhaven, doen dat ook.
- Maken de huidige toestanden de mensen nerveus?
- Ontkend kan niet worden, dat in tijden van grote spanningen en crisis er telkens een aantal mensen is, dat zich overstuur maakt; met de jongste Septembercrisis b.v. waren het de vrouwen, wier mannen opgeroepen werden. Toch is dit niet altijd de werkelijke oorzaak; nervositas kan zich ook projecteren in een angst voor wat zou kùnnen gebeuren. Een belangrijk oorzakelijk moment is ook de werkloosheid, vooral voor jongelui, die geen perspectief meer hebben, die niet meer weten, wat zij beginnen moeten, of die zich behelpen met een baantje, dat hun niet ligt.
- Ziet U verschil met de jaren van vóór de crisis?
- Zeker, er zijn nu veel meer patiënten dan toen, maar U moet er ook rekening mee houden dat dit de jaren waren, waarin De Volharding een crisis doormaakte, als gevolg waarvan het aantal leden ook veel minder was.
- Hoe denkt U over de nieuwe schizophrenie-behandelingen?
- [Dietz gaat in op de biologische therapieën van die tijd en op de toepassing van medicijnen bij neurologische aandoeningen, en merkt dan op:] In de psychotherapie komt de hypnose, die jaren lang op de achtergrond gedrongen was door de psycho-analyse, weer op.
- Ben U momenteel met onderzoekingen bezig?
- Ja, met een nieuw werk op para-psychologisch terrein. Ten dele op psychiatrisch terrein ligt mijn werk over het droomleven ‘Mensch en Droom’, waarvoor ik het grootste deel van het materiaal aan mijn patiënten ontleend heb.”
Het tijdstip van dit interview is belangrijk: onder leiding van Hitler werd nazi-Duitsland steeds agressiever. In 1938 kwamen Hitlers veroveringsplannen in actie. Na Oostenrijk ingelijfd te hebben werd een deel van Tsjecho-Slowakije bezet. De oorlogsdreiging zorgde voor een mobilisatie van legers in de buurlanden. Dietz hechtte duidelijk veel belang aan de maatschappelijke context en sociaal-psychologische factoren. In 1931 had hij Telepathie en psychologie der menigte gepubliceerd over een destijds populair thema: de macht van de massa over het individu. De dichter en literair criticus Willem Kloos noemde het in zijn tijdschrift De Nieuwe Gids ‘een belangwekkend en nuttig boek’.[2] In feite was dit werk het resultaat van een kruisbestuiving tussen twee interessegebieden van Dietz: de parapsychologie en de individualpsychologie van Alfred Adler. Deze laatste had zich afgekeerd van de vooral op seksuele conflictthema’s gebaseerde psychoanalyse van Freud. Ook Dietz vond de freudiaanse visie te eenzijdig en voelde meer voor de adleriaanse benadering, die hij omschreef als een ‘sociaalpsychologie’. De twee psychiatrische publicaties van Dietz in vakbladen (buiten het Tijdschrift voor Parapsychologie) handelen over deze thematiek.[3]
[1] In De sluitsteen geplaatst: gedenkboek uitgegeven te 's Gravenhage door de coöperatie ‘De Volharding’ u.a. ter gelegenheid van de ingebruikneming van haar nieuwe ziekenhuis in de maand juli van het jaar 1939, p 112-113.
[2] ‘Een belangwekkend en nuttig boek van Dr. P.A. Dietz’ in De Nieuwe Gids, 1931 (46) p 699-709.
[3] ‘Neurose und Paragnosie’ in Zeitschrift für Parapsychologie, 1930 (5) p 439-443; ‘Ein extremer Fall von Entmutigungs-neurose’ in Internationale Zeitschrift für Individualpsychologie, 1928 (6) p 313-320; later vertaald als ‘A case of extreme discouragement’ in International Journal of Individual Psychology, 1936 (2/4) p 66-74. Hoewel niet in een wetenschappelijk vakblad is het vermelden waard: ‘Over ziekte-simulatie’ in Vragen van den Dag - Maandschrift voor Nederland en koloniën, 1933 (48) p 179-183.
Zeker in de polikliniek van De Volharding had Dietz een drukke praktijk, meer dan 1000 nieuwe patiënten per jaar.[1] Over zijn werkwijze bij psychische problematiek krijgen we enige indrukken uit zijn boek Mensch en droom (1935).[2] Ofschoon hij kritiek heeft op Freuds theorie gebruikt hij wel psychoanalytische begrippen zoals ‘weerstand’ tegen de therapie.[3] Sommige patiënten willen liever medicatie dan de voorgestelde psychische behandeling. Zelf past hij psychotherapie toe ‘volgens het schema van Adler’, al noemt hij diens opvatting soms ‘eenzijdig’ (o.a. het concept van ‘minderwaardigheidsgevoel’).[4] Naar aanleiding van een eigen droom die hij analyseert merkt Dietz op: “Ik heb heel weinig eerbied voor wetenschappelijke theorieën; ik weet maar al te goed hoe ze in den regel worden opgebouwd uit met voordacht uitgekozen waarnemingen en opzettelijk pasklaar gemaakte elementen, terwijl de feiten die niet in het systeem passen, handig worden geëscamoteerd.”[5] Zijn wetenschappelijke achtergrond (opleiding en onderzoek in de biologie) hadden hem zowel kritisch als pragmatisch gemaakt: “Wanneer ter verklaring van een of ander feit verscheidene theorieën bestaan, bewijst dit alleen al, dat men nog niet veel ervan weet, evenals bij de ziektebehandeling het noemen van vele geneesmiddelen ter genezing van een ziekte bewijst, dat het ware geneesmiddel nog niet is gevonden”.[6]
[1] In het Tijdschrift voor Parapsychologie (november 1937) meldt hij 16.009 patiënten sinds 1925; in het gedenkboek De sluitsteen geplaatst (1939) is dit opgelopen tot 19.000.
[2] Mensch en droom: een studie over het droomleven (Leiden, A.W. Sijthoff, 1935), een boek opgedragen ‘Aan mijn vrouw’.
[3] Mensch en droom (1935) p 62-67 (‘Protest tegen de behandeling’) & 95-96. Met zijn bijdrage ‘De eeuw der psychologie’ in Het Vaderland (26 okt 1930) had Dietz ongewild een kruistocht tegen de ‘perverse’ Freud aangewakkerd: zie Jaap Bos, Evart van Dieren: een kroniek van het falen (Amsterdam University Press, 2008) p 220-221.
[4] Mensch en droom (1935) p 97 & 140.
[5] Mensch en droom (1935) p 116.
[6] Voordracht over ‘De gekleurde nabeelden’ in Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, 1919 (3/10) p 1700.
Bij de viering van 25 jaar doctorsgraad schreef Het Vaderland: “Wij hopen deze stille, bescheiden figuur, ernstigen onderzoeker en in den omgang zoo voorkomenden mensch nog lang te mogen behouden voor de wetenschap in het algemeen en voor de parapsychologie in het bizonder”.[1] In dezelfde zin typeerde de schrijver Rico Bulthuis (1911-2009) zijn schoonvader: “Dietz was een heel nuchtere man die op zijn studeerkamer wel dingen onderzocht maar daar nauwelijks over sprak. […] En hoewel hij een grote naam had, vond hij zelf dat hij niets had bereikt”.[2] Dietz diende wellicht ook als adviseur en inspiratiebron voor de figuur van psychiater (‘Dokter Barend’) in de roman van Bulthuis Het andere verleden (1947), die in 1963 verfilmd werd als 'De vergeten medeminnaar’.[3] Het is een thrillerachtig verhaal over een man die plots zijn geheugen verloren is en in een psychiatrische inrichting belandt. Daar gaat hij op zoek naar zijn verleden omdat de politie hem verdenkt van een moord. Langzaam komen zijn herinneringen terug en ontrafelt hij een complot waarin hij zelf zowel dader als slachtoffer lijkt te zijn.
[1] Het Vaderland 13 okt 1937 (avondeditie).
[2] Rob Nanninga, ‘Een nuchtere romanticus – De occulte avonturen van Rico Bulthuis’ in Skepter 1994 (7.4); https://skepsis.nl/bulthuis/
[3] Het andere verleden (Assen, Born, 1947); Dietz schreef het voorwoord. In 1959 werd het boek herdrukt als 'De vergeten medeminnaar’ (Salamander).
Dietz gebruikte ook zijn ervaring als psychiater in enkele van zijn literaire werken.
[1] De nieuwe Lof der Zotheid (Stultitiae Laus), onder inspiratie van den grooten Erasmus van Rotterdam geschreven door Erasmus Parvus. Met een voorrede van dr. P.A. Dietz (Den Haag, Servire, 1935).Lof der zotheid
[2] Sterrenzaaisel van Brahma (Den Haag, Albani, 1941; 2° druk 1946).Sterrenzaaisel
[3] Dietz had al gepubliceerd over wonderbaarlijke gevallen van zelfuithongering: ‘Eenige gevallen van asitie in de Nederlanden’ in Tijdschrift voor Parapsychologie 1930-31 (3), 193-202.
[4] De uitgestelde dood (Leiden, Nederlandsche Uitgevers Mij, 1948).Uitgestelde dood
Ten slotte wil ik wijzen op een interessante ‘zelfanalyse’ van Dietz. In zijn zogenaamde ‘voorrede’ van De nieuwe lof der zotheid schetst hij kort het ontstaan van dit geschrift. Over de fictieve schrijver – in werkelijkheid hijzelf dus – kreeg hij “de overtuiging, hier te doen te hebben met een psychologisch interessant geval. De inhoud van het geschrift is namelijk in de meest denkbaar scherpe tegenstelling tot het dagelijksche gevoels- en gedachteleven van den man, die zich Erasmus Parvus noemt. […] Mijn eigen theorie is, dat wij hier te doen hebben met een belangrijk geval van bewustzijnssplitsing, het optreden van een dusgenaamde secundaire persoonlijkheid.”[1] Het grappige is nu dat deze anonieme satire van Dietz ook compleet in contrast staat met zijn destijds zeer bekende wetenschappelijk oeuvre, alsof het door een heel andere auteur geschreven is! Gelukkig voor ons beschikte hij dus niet over “den echt Hollandschen karaktertrek, alles voor ernst op te vatten en zeer weinig zin voor humor”. Hoe is hij dan tot dit satirische boek gekomen? Laten we het hem zelf uitleggen: “Het moge dan onzeker zijn, of wij hier te doen hebben met een raadselachtige manifestatie uit de geestenwereld, dan wel met een niet minder vreemdsoortige uiting van het onderbewustzijn, in elk geval is het een – gelukkig niet al te lang gerekte – bijdrage tot de, in ons vaderland, zoo zeldzame humoristisch satirische litteratuur”.[2] De Erasmuskenner Hans Trapman – door wie ik dit boek ontdekte – eindigt zijn bespreking van De nieuwe lof der zotheid met een knipoog naar de echte auteur: “De door Dietz gecreëerde Erasmus Parvus bleek in staat tot het schrijven van een origineel, soms hilarisch boek. Dat hij door Erasmus op paranormale wijze werd geïnspireerd, is niet onwaarschijnlijk.”[3]
[1] De nieuwe lof der zotheid, p 8.
[2] Ibidem p 10.
[3] Wijze dwaasheid. Vijfhonderd jaar ‘Lof der zotheid’ in Nederland (Amsterdam, Balans 2011, p 140).