Zonder titel

Toevallig stuit ik op dit bericht in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde van 1929. De bibliothecaris vermeldt de recente aanwinsten en schenkingen waaronder dit boekje. Merkwaardig dat het bijna een eeuw na de publicatie op deze wijze wordt beschreven alsof de masturbatie ook in die tijd nog verschrikkelijke verwoestingen aanrichtte! Op het titelblad staat een onheilspellend citaat van de Zwitserse arts en antimasturbatiefanaat Samuel Tissot: “Hierdoor sterven meer jonge lieden, dan door alle ziekten zamengenomen”. Om geen onnodige aandacht te trekken en (jonge) lezers niet op ‘slechte’ gedachten te brengen had de anonieme Franse auteur zijn boek ook Le livre sans titre genoemd.[1]

[1] Le Livre sans titre (Paris, Audin, 1830). Nieuwe uitgave (met inleiding door Alexandre Wenger): Le Livre sans titre - Les Conséquences fatales de la masturbation (Grenoble, Jérôme Millon, 2011). Vertaling: Het boek zonder titel (Zutphen, W.C. Wansleven, 1832); illustraties van C.C. Fuchs.

De geciteerde bibliothecaris vergist zich echter: de auteur van Het boek zonder titel is niet Coutan. Deze bibliografische vergissing (die Google Books ook maakt) is simpel te verklaren: reeds in 1775 verscheen Le Livre sans titre van een zekere M. Coutan, die zichzelf omschreef als ‘maître boutonnier’, meester knopenmaker! Deze omschrijving staat niet meer in de heruitgave van 1778, maar deze vermeldt wel enkele boeken van dezelfde auteur.[1] Zo weten we dat het gaat om Nicolas Charles Coutan die een reeks serieuze boeken op zijn naam heeft staan.[2] Verder kon ik over de schrijver niks terugvinden, maar werd toch nieuwsgierig naar een boek dat ‘de wakkeren in slaap doet vallen en de slapers kan wekken’. Schrijver draagt zijn boek op aan zowel de welwillende als kwaadwillige lezer en maakt zich geen zorgen om hun reacties: “Indien je slaapt denk je aan niets; en als je wakker bent denk je aan heel wat anders dan aan mij.” In de eerste hoofdstukken mijmert hij over enkele cruciale vragen: waarom wil ik schrijver worden, waarover ga ik schrijven en in welke taal? De rest van het boek zijn losse beschouwingen – deels ernstig, deels ironisch – naar aanleiding van allerlei ontmoetingen in een soort dagboekvorm. Over de keuze van zijn boektitel zwijgt hij of zijn uitgever in alle talen, enfin hier in het Frans.

[1] Nicolas Charles Coutan, Le livre sans titre, à l'usage de ceux qui sont éveillés, pour les endormir; & de ceux qui sont endormis, pour les réveiller (Amsterdam-Paris, Delalain et l'Auteur, 1775); heruitgave met licht andere titel: Le livre sans titre. A l'usage de ceux qui sont éveillés, & de ceux qui sont endormis (Paris, Durand/Basrien, 1778); de 1ste editie heeft een mooi titelvignet van J. M. Moreau le jeune; zie Emmanuel Bocher, Les gravures françaises du XVIIIe siècle – 6. Jean-Michel Moreau le jeune (Librarie des bibliophiles, 1882 p 151).

[2] Epitre au Roy (Paris 1745), Essai pour parvenir à la connoissance de l’homme (Paris 1751), L’Homme consideré en lui même (Paris 1753), Etude propre de l’homme (Paris 1774), Le Grand Oeuvre dévoilé en faveur des enfans de la lumière (Amsterdam 1775), Abrégé de l’histoire de France (Paris 1775), Dictionnaire de l'Histoire de France (Paris 1778).

Een soortgelijk boek, meer dan een halve eeuw later, geeft wel uitleg bij de titelkeuze. In vier afleveringen verscheen Livre sans titre (1839), een serie historische, politieke en filosofische beschouwingen als een soort dagboek van een anonieme auteur.[1] Het eerste nummer had een blanco titelblad zodat de lezer zelf een titel kon invullen, zoals werd uiteengezet in volgende ‘Dialogue entre l’auteur du livre et son rédacteur’ (vrij vertaald):

Dialoog tussen de schrijver van het boek en zijn redacteur

Redacteur: Zeg me eerst hoe u uw boek wilt betitelen: is het een Gids, Verkenningen, Beschrijvingen, Notities?

Auteur: Niks van dat alles.

R: Maar, kom, alles heeft toch zijn naam.

A: En het mijne heeft dat niet. Wat wilt u! Ik schrijf wat me door het hoofd schiet, zonder methode of gelijk welke orde tenzij naargelang de dingen zich voordoen aan mijn zicht, aan mijn gedachten, aan mijn geheugen.[…] Welke naam geven aan zo een farrago [hutsepot]?

R: Wel, Farrago, waarom niet?

A: Ik ben Griek en wil niets ontlenen aan Romeinen.

R: Pot-pourri?

A: Evenmin, dat ruikt naar een parfumwinkel.

R: Wel dan Olla podrida[2]

A: Dat is viezigheid. Wacht eens, ik heb een idee: Het boek zonder titel. Zie daar wat het best bij me past; en nog beter: laten we het titelblad blank. Op deze manier kan elke lezer nadat hij mijn boek heeft doorgenomen er de titel aan geven die hij als gepast beschouwt.

[1] J.B., Livre sans titre (Paris, A. Cherbuliez, 1839); de anonieme auteur noemt zich ‘maitre de langue grecque à Florence’ en zou graaf Muravev/Mouravieff zijn, wat nergens duidelijk bevestigd is.

Enkele jaren later worstelde een andere auteur met hetzelfde probleem. Louis de Geer, graaf van Finspong en Frötuna (1824-1887), schreef in het Zweeds een bundel verhalen en essays maar wist ze geen titel te geven.[1] Het werd dan maar S.H.T., ook in de Duitse en nadien Nederlandse vertaling waaruit we citeren:

Salvo Honoris Titulo

Een ander gebrek, hetwelk algemeen het vroeger verschenen boek van den schrijver werd toegeschreven, en slechts door eenen eenigen recensent betwist werd, die vond, dat de titel het eenige goede aan het geheele boek was, bestond daarin, dat de titel: ‘Eene hartklopping ор Dalwick’ te gezocht en te vol eigenwaan was. Daarom heeft zich de schrijver verpligt geacht, aan dit boek eenen titel te geven, welke niet zoo gezocht was, en het gevolg hiervan is geweest, dat de schrijver in het geheel geenen titel vinden kon. Toen hij in zijne verlegenheid aan eenige vrienden de vraag voorstelde: of het niet geoorloofd zoude zijn, een boek zonder titel, Salvo Honoris Titulo [afgekort S.H.T., ‘zonder eretitel’], uit te geven, vonden deze, dat de voorslag niet zoo dom was, doch waren tevens bevreesd, dat men dit in het algemeen voor een jagen naar effect, waardoor de lezer moest gelokt worden, zoude houden. In plaats van zich daardoor te laten afschrikken, vond de schrijver, dat dit juist zijn gevoelen was. Ieder boek moet toch eenigen titel hebben, door welken men het van andere boeken onderscheiden kan, en zonder twijfel is die titel de meest doeltreffende, welke met weinige woorden den inhoud van een boek uitdrukt; wanneer echter deze inhoud bont, en veelsoortig is, zoodat de titel onmogelijk alles omvatten kan, zoo is het even zoo goed, dat de titel niets zegt, en de eenige verdienste van zulk eenen titel is alleen het verwekken van nieuwsgierigheid. Bijaldien derhalve de lezer sich niet bevredigd vindt, dan heeft het boek en niet de titel hieraan schuld.

[1] Louis Gerhard de Geer, S. H. T. (Amersfoort, W.J. van Bommel van Vloten, 1844 p v-vi)

In een politiek woelige periode verkoos een anonieme Fransman in 1819 zijn pamflet te verhullen achter een merkwaardige titel: Livre sans titre, sans plan, sans sujet et sans fin, bavardage nouveau, à l'instar de Paris, par un auteur qui se cache par modestie, par amour-propre, ou par prudence, comme on voudra.[1] Dit zogenaamd titelloos boek lonkte daarmee naar een eeuwenoude traditie om boeken juist zeer lange titels te geven waardoor de lezer op het titelblad de inhoud krijgt voorgeschoteld zoals moderne boeken dat op de achterflap doen. Boeken zonder titel zijn moeilijk te citeren en te adverteren. Daarom hebben ze allen een titel ook al beweren ze die niet te hebben…[2] Een soortgelijke paradox – of is het een contradictio in terminis? – vind je bij blanco boeken die vermelden: ‘dit boek is bewust wit gehouden’.[3] In dezelfde zin heb ik de lezer van dit stuk misleid met de hoofding ‘zonder titel’!

[1] Toulouse, Bénichet Cadet, 1819

[2] Eugene van Herpen, Boek zonder titel (Den Haag, Stok Ad.M.C. Stok, 1946); Bert van der Beek, Boek zonder titel (Zaandam, Boekenmaker.nl, 2004); Lex ter Braak e.a., Zonder titel (Rotterdam, NAI, 2012); Nicolaas Matsier, Zonder titel zonder jaar (Amsterdam, De Bezige Bij, 2017); Gaea Schoeters, Zonder titel #1 (Amsterdam, Querido, 2018). Franse voorbeelden: Normand Gerard, Sans titre (Conception LM, 2010); Isabelle Olekhnovitch, Le livre sans titre - Roman historique (Carrières-sous-Poissy, La Cause, 2012); Hubert Renard, Sans titre (Art fiction, 2013); Hervé Tullet, Sans titre (Bayard Jeunesse, 2017); Valérie Gans, Sans titre (J.-C. Lattès, 2018)

De titel van een boek, vertrouw het allerminst

Als hij ’t meest belooft, de drukker loert op winst

Gelijk een makelaar die toch op alle wijzen

Zijn slechte waren zoekt aan te prijzen.[1]

 

[1] Justus van Effen, Hollandsche Spectator. Tweede druk (Amsterdam, K. Van Tongerlo & F. Houttuin, 1756, p 534); tekst aangepast

Aanlokkelijke titels

Wy begreepen het zeer gezond, dat een Tytel, behalven dat hy raar moet zyn, ook vooral heel luid, moest schreeuwen; en wy stelden vast dat zyn noodzaaklykste eigenschappen ongetwyfeld behoorden te bestaan, in te schitteren, groote en onmooglyke dingen te belooven, en den ligtvertrouwenden Leezer voor zo verre het maar even veelen kon, zedig en zoet te pypkannen: met hem, van nieuwsgierig half dronken van hoop, en blind van verbeelding te maaken; en denzelven vervolgens, door hem van een onverbeeldelyke zoete voorsmaak na het geen komen zal de tanden te doen wateren, zodanig te betoveren, dat hy, vreezende te laat te komen, op het enkel zien van zo een' Tytel maar daadlyk toevlooide: hierïn gelyk aan die happige schagcheraaren, welke, als 'er een mooi monster op de Beurs getoond word en 'er een koopje te doen is, vliegelings aanbyten met een verhaastend myn dat vischje! En dit laatste is de gantsche zaak; schoon voorgedaan is half verkogt, een minlyk aangezigt dekt een sproetige ziel, en een pragtige gevel versiert een prullig huis. [Er volgt dan een ‘lijst van koddige titels’ die ‘wel zeven guldens per blad waardig zijn’]

De Naamlooziana, of vertoog zonder naam, over vraagen zonder vinding. Zynde iets over alles, getrokken uit de aantékeningen van ymand, gemaakt op elk, en toepaslyk op niets; voorgegaan door een opdracht aan niemand (Amsterdam, C. Philips, 1772) p xv-xvi

Gemengelde Parnas-loof (Amsterdam, Willem de Coup, 1693, p 216)

Gemengelde Parnas-loof (Amsterdam, Willem de Coup, 1693, p 216)

Redevoering zonder titel

Het stuk, dat ik de eer zal hebben U voortedragen, mist iets, dat anders in staat is de grootste waarde aan een geschrift bij te zetten – ik meen eenen titel! want, een goede, brommende, veelbelovende titel, dit toch weten onze drukkers vooral, helpt bijna alle soorten van boeken aan den man, en maakt het deel van des schrijvers arbeid uit, dat het meest gelezen wordt. – Men is in dit stuk veel toegevender dan in geldzaken. – Velen bemoeijen zich niet of de promesse betaald wordt of niet, en geven termijn na hunnen dood; – dan, ja, gebeurt het wel eens dat de Neefjes geweldig knorren op den Boekhandelaar, wanneer al die schoone promessen, met de annexen, in fraaije fraaije banden, niet alleen geene renten gegeven hebben, maar slechts tegen pondpapier betaald worden. Dan moet het de geleerdheid misgelden; en men durft – wat doen geldgierige erfgenamen niet! – de boeken, met die uitvoerige en veelbelovende opschriften, vodden noemen, alleen om dat de inkoopsprijs, van den verkoop, somtijds een bagatel van 80 of 90 per Cento verschilt!

Nicolaas van der Hulst, Bloemen en vruchten: zijnde eene verzameling van ernstige en boertige stukken van verschillenden aard, zoo in poëzij als proza (Rotterdam, Nicolaas Cornel, 1810) p 8

Deel deze pagina