Democritus minor
Deze litho van Charles Léandre (1862-1934), schilder en caricaturist, verscheen in het populaire blad L’Illustration van 27 november 1897. Daaronder volgende vrij vertaalde tekst:
Het nieuwe spel! Het is een genoegen om te zien hoe dit spel op ons Gallische land, helemaal doordrenkt met Rabelaisiaans sap, welkom is geheten door onze gelukkige schrijvers, onverbeterlijke lachers, de 'Goede Oom' in de hoofdrol. Wat een grietje met platte haarbanden, gekleed als een oud Italiaans schilderij, met onder haar arm het evangelie van Schopenhauer en Malthus, en aan haar rokken een lelijke Cupido met lege pijlkoker, ziekelijk nageslacht van deze Venus zonder billen![1]
Op deze wat cryptische wijze werd gespot met het ‘nieuwe’ meer sociaal kritische of naturalistische theater dat ver afstond van de burgerlijke melodrama’s en vaudevilles. Het was allemaal veel te serieus en saai, gepersonaliseerd in deze doodernstige vrouw met een boek onder de arm van Schopenhauer en Malthus, beide notoire misantropen en pessimisten. Geen liefdesavonturen of erotische scènes meer in dit vervelende ‘nieuwe spel’! Enkele gevestigde Franse schrijvers kijken lachend toe: vooraan links ‘Bon Oncle’ Victor Hugo en rechts Gustave Flaubert (bij de overigen mogelijk Balzac, Gautier, Zola of Dumas).
[1] Le nouveau jeu! C’est plaisir de voir l’acceuil que lui font sur notre terre gauloise, tout impregnée de sève rabelaisienne, nos joyeux écrivains, rieurs incorrigibles, le ‘Bon Oncle’ en tête. Foin de la donzelle aux bandeaux plats, costumée en vieux tableau d’Italie avec, sous le bras, l’Évangile de Schopenhauer et de Malthus, et trainant à ses jupes un avorton d’Amour au carquois épuisé, malingre rejeton de cette Vénus a-pyge! Zie ook Vrouw bibliofiel
Op een Brusselse veiling kwam deze 19de eeuwse ‘Trompe-l'oeil’ onder de hamer, een ‘oogbedrieger’ of optische illusie waarmee de kunstenaar de kijker met een schijnwerkelijkheid wil foppen.
De datum 1867 aan de rand linksboven verwijst mogelijk naar de affiche met het muziekprogramma van de Amstels Harmonie-kapel onder bescherming van Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden, die volgens het Algemeen Handelsblad van 17 juni 1867 naar jaarlijkse gewoonte de verjaardag van hun beschermheer vierde met een concert.
We zien verder bovenaan: een speelkaart van schoppenboer, een prent van een wapenschild met leeuw, een poster van Circus Hüttemann & Suhr met optreden in Zürich 20 november 1860. Prominent in het midden staat het titelblad van Naaukeurige versameling der gedenk-waardigste zee en land-reysen na Oost en West-Indiën ... zedert het jaar 1521 tot 1524 (Leiden, 1707) en achteraan verborgen het boek van Robert Watson, Historie der regering van Philips II, koning van Spanje (Rotterdam, 1778).
Onderaan de frontispice van de Nederlandsche Vrij-metselaars almanak (mogelijk 1817), een voorpagina van het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad (1867?) en een deel van de titelpagina van een uitgave uit Straatsburg 1539 (Argentorati apud Cratonem Mylium). Verrassend tussen deze papieren staat een doos van Tabakshandel H.I. Schaap uit de Korte Hoofdsteeg in Rotterdam.
De gewetensvraag: is het echte dichtersliefde? Bij deze prent van Koloman Moser in Meggendorfer Blätter (31 maart 1898) vraagt de dame aan een lyrische dichter: “Houdt u werkelijk van mij of heeft u enkel stof voor een gedicht nodig?”.
Een ‘literair café’ kan vandaag allerlei betekenen: een boekhandel die ook wat te eten/drinken serveert, een plek waar mensen komen luisteren naar/over schrijvers, een ontmoetingsplaats voor leesgierigen… Maar wat graag zou ik een cappuccino drinken in het Café littéraire (1993) dat Jiri Sliva hier voorschotelt. Het loont trouwens de moeite even op het internet te kijken naar de grappige en scherpzinnige prenten van deze Tsjechische grafisch kunstenaar. Dan kom je ook uit op een intiem cafe! Nieuwsgierigen zie ook...
In het schitterende boek Speaking Volumes: Books with Histories van David Pearson, (Oxford, Bodleian Library Publishing, 2022) stuit ik op een voor mij verrassende prent. Op een leeg blad van een Hollandse bijbel uit 1535 heeft een zich vervelende maar getalenteerde lezer deze tekening gemaakt. Had ik deze informatie niet gehad dan zou ik gedacht hebben aan een 19de eeuwse schets van de hierboven reeds vermelde Félicien Rops voor een van zijn erotisch provocerende prenten.
‘De laatste eeuw is nu gecomen’ staat er al vier eeuwen onder deze prent van Simon Frisius (1580-1628), een afbeelding van de Sibille van Cumae uit een reeks van twaalf sibillen, maagdelijke prinsessen die in extase de toekomst konden voorspellen. Het boek waar ze op leunt verwijst naar de legendarische ‘sibillijnse boeken’, een verzameling van profetische uitspraken of orakelen. De vijf sibillen die Michelangelo uitbeeldde op het plafond van de Sixtijnse Kapel haalden allemaal hun ‘inspiratie’ uit een profetisch boek!
Gravure in Jan Philipsz Schabaelje, Den Grooten Emblemata Sacra, bestaande in meer dan vier hondert bybelsche figuren, zoo des Ouden als des Nieuwen Testaments (Amsterdam, 1654); de prent was voorheen al verschenen zonder tekst bij Claes Janszoon Visscher (1550-1612).
In de werken van de Antwerpse schilder en prentmaker Pieter Van Avont (1600-1652) wemelt het van mollige blote kindjes, putti en cherubijnen. Op dit schilderij uit circa 1640 vertolken ze een allegorie die een Franse veiling omschreef als ‘Onction des Indes Néerlandaises par les Provinces Unies’. Door dit ceremonieel oliën of zalven zou de Nederlandse republiek haar nieuwe kolonie verwelkomen. In 1617 werd Jan Pieterszoon Coen gouverneur-generaal over de Aziatische bezittingen van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) zodat Nederlands Indië een kolonie werd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden met Batavia als hoofdstad. Maar verwijst dit schilderij naar deze geschiedenis? Er staan geen zeven maar slechts zes ‘blanke’ putti afgebeeld! Het zalven is bovendien een katholiek ritueel dat o.a. bij het doopsel wordt toegepast. En waarom zou Van Avont dit Noord-Nederlands thema uitbeelden in een periode dat Antwerpen onder Spaans katholiek bewind in strijd lag met de protestantse republiek? Kijken we nog even naar de zogenaamde koloniale allegorie: het lijkt niet om zalven maar om wassen te gaan! Vooraan staat een kom met water en links komt een putti met een grote kan aan terwijl drie anderen met doeken en spons over het donkere knaapje wrijven. Dit ‘moortje’ draagt ook een opvallende oorbel en lijkt te dansen op de trompetmuziek van de rechtse putti. Ook op een ander schilderij van Van Avont loopt een donker jongetje tussen een bende dansende putti. Wat had dit te betekenen? In elk geval krijgt de was-scène vandaag een racistische connotatie…
De ‘moren’ in schilderijen van de 17de eeuw waren meestal figuren in historische en Bijbelse scenes of bedienden op portretten van rijke heren en dames. Zie Esi Edugyan, In het licht: over de representatie van zwarte mensen in kunst (Amsterdam, Signatuur, 2022)
De Antwerpse genreschilder Emmanuel Noterman (1808-1863) was een van de laatsten die naam verwierf met ‘singeries’: scènes met aangeklede apen dreven de spot met allerhande menselijke hoedanigheden. Dit genre was erg populair in de 17de eeuw en floreerde met name in Antwerpen. Noterman schilderde twee versies van de ‘kunstexperten’. Ik vraag me af of deze deskundige apen een werk van de kunstenaar zelf aan het beoordelen zijn…
Op een veiling kocht ik een embleemboek van Jan Antoon Frans Pauwels: De hedendaegsche lang-tonge af-gebeeld in twaelf zinne-beelden (Antwerpen, J.P. De Cort, 1774) en nu blijkt een prent te ontbreken. De gravures werden apart ingevoegd nadat de tekst gedrukt was en hier heeft de drukker dit vergeten. Verzamelaars kunnen zich nu afvragen hoe de waarde van dit exemplaar in te schatten: minder waard omdat het onvolledig is of juist meer omdat het een wellicht zeldzame drukfout betreft?
Op de rugzijde van deze handgekleurde ets van Camille D'Havé staat ‘De domme schilder’. Het blijft voor mij een raadsel wat deze prent komt doen bij bovenstaande verzen van Bert Decorte (Vierkante gedichten; Uitgeverij Hooft, 1975) tenzij ik me maar reken bij het leger van domme ezels?
Naar tekeningen van haar oom Jacques maakte Claudine Bouzonnet Stella (1636-1697) een serie van 52 gravures Les jeux et plaisirs de l'enfance (1657), waaronder dit merkwaardig kindervermaak. Dit volgens de auteur onschuldig spel stond bekend als ‘pet-en-gueule’ (scheet-in-mond) dat volgens de Dictionnaire van Littré (1876) ook door soldaten werd gespeeld! Het lijkt me een bijzondere variant van ‘vuilbekken’...
Op de veiling van Venator & Hanstein, 24 maart 2023, hebben vermoedelijk twee Nederlandse liefhebbers tegen elkaar geboden voor een bijzonder lot: geschat op 2000 Euro werd het uiteindelijk afgeklopt op 19.500 (veilingkosten inbegrepen)! Wat was er zo speciaal aan dit boek van Pierre Viret, Ghemeyne ende klare onderwijsinghe der Christelijcker leere (1597), een vertaling van Exposition de la doctrine de la foy chrestienne door Andreas Trochopaeus of Andreas Rademaecker? Het exemplaar bevat drie ingebonden kalligrafische perkamenten met een Frans rijmdicht van Rademaecker voor Prins Maurits en ook een vedertekening met gouache van een Minerva-standbeeld (vermoedelijk door Paulus de Kempenaer). Het geheel zit in een mooi versierde perkamenten band met het vergulde wapen van Maurits van Oranje. In de inventaris van Maurits' bibliotheek in 1608 stond het vermeld en het boek bleef ruim tweeënhalve eeuw in het bezit van de Oranjes tot het in 1749, als een deel van de erfenis van Willem III, door P. van Cleef in het Oude Hof van Den Haag geveild werd. Blijkbaar ging het boek toen over in privé-bezit en dook een eeuw later terug op toen de boekhandelaar J.L.C. Jacob het in 1857 voor 14 gulden te koop aanbood. Daarna was men het spoor bijster tot het Oranjeboek nu in Keulen geveild is en vermoedelijk weer ‘thuiskomt’ ergens in Nederland.
Zie noot 325 bij Karel J. Bostoen, Dichterschap en koopmanschap in de zestiende eeuw. Omtrent de dichters Guillaume de Poetou en Jan vander Noot (2016)
https://www.dbnl.org/tekst/bost002dich02_01/bost002dich02_01_0005.php
Een paar blote vrouwenborsten buiten op de boeg van een schip moest de (mannelijke) zeegoden gunstig stemmen want aan boord zou een vrouw alleen maar ongeluk brengen! Dit beeld riep bij mij een ‘hysterische’ associatie op van een kronkelende vrouw in de beruchte ‘arc de cercle’…
Deze medische prent hoort bij een uiteenzetting over de ‘aangepaste positie om vreemde lichamen te verwijderen uit het achterste’. Het is niet duidelijk over wiens voorkeurshouding het gaat: patiënt of arts of allebei? Ook lijkt het me niet zo’n bijzondere vondst om hieraan een medisch betoog te wijden en dan nog met een merkwaardige titel: Dissertation chirurgicale, sur la position convenable à l'extraction des corps étrangers du fondement, auctore Abrahamo Schwits. Traduite par J.-B. Varnier, étudiant en chirurgie. Een student chirurgie zou het vertaald hebben uit het Latijn van een zekere Abraham Schwits. Er staat ook geen uitgever of datum vermeld, wat uitzonderlijk is voor medische publicaties. Na enig opzoekwerk blijkt het om een polemiek te gaan waarbij de Franse arts Antoine Louis (1723-1792) zich achter een pseudoniem verschool om kritiek te leveren op het werk van de Parijse chirurg Sauveur-François Morand (1697-1773). Deze had voor de koninklijke academie van chirurgie zijn uitgebreide ervaringen besproken over het verwijderen uit de blaas en anus van allerlei ‘vreemde zaken’ die er op een al even vreemde manier in terecht waren gekomen. Morand benadrukt dat het belangrijk is deze gevallen au sérieux te nemen want de betrokkenen zijn vaak beschaamd over het voorval en hebben er de meest bizarre verklaringen voor! Ik kon niet achterhalen waarom Louis hierop kritiek wou geven en dan nog op een geheimzinnige manier zonder het achterste van zijn tong te laten zien…
Morand, ‘Collection de plusieurs observations singulieres sur des corps étrangers, les uns appliqués aux parties naturelles, d'autres insinués dans la vessie, & d'autres dans le fondement’ in Mémoire de l’académie royale de chirurgie -Tome 3 (1757) p 605-622. Dezelfde Antoine Louis zou later nog eens met zijn collega in debat raken en opnieuw anoniem: Examen d'un discours prononcé par M. Morand, a la séance publique de l'Académie royale de chirurgie, le 22 avril 1762.
De naakte lente
Boekenvaas
Toverboek
Belgische zwans
Vergankelijke ijdelheid
De plicht roept
Het nieuwe spel
Oogbedrieger
Dichtersliefde
Literair café
Middeleeuwse Rops
Het profetische boek
Nederlands Indië gezalfd
Deskundige apen
Beter met of zonder?
Schildersezel
Vuilbekken
Verdwenen Oranjeboek
Boegvrouw
Achterste tong
‘Dans le coup de feu’ betekent in het heetst van de arbeid waarbij men niet gestoord wil worden. Ja, de strijkster heeft het duidelijk erg warm en wordt nu nog opgejaagd door het blote meisje: ‘Juffrouw Lente, ik kom namens mijn zusjes de Margrieten om u te zeggen dat wij absoluut rekenen op onze witte kraagjes voor 21 maart”. Grappig détail: deze prent van Henri Gerbault verscheen in Le Rire van 22 maart 1902. Het startschot (coup de feu) voor de lente was dus een dag te laat!
Een boekvormige vaas in aardewerk met de kaft van Ballade des Proverbes door François Villon, gemaakt door keramist Nicolas Platon Argyriades (Parijs, begin 20ste eeuw) van wie je op het internet meerdere van dit soort boekenvazen kunt vinden. Dat hij zelf 30 jaar actief was als corrector in een drukkerij verklaart zijn voorkeur voor boekobjecten. Grappig is ook zijn inktpot voor would-be-schrijvers met op de achterzijde een ontnuchterend advies … voor getalenteerde metselaars!
Zie ook 'Nepboeken'
Tussen 1878 en 1881 realiseerde Félicien Rops voor de Parijse bibliofiel Jules Noilly twee albums met ‘pretentieloze schetsen voor de geneugten van de eerlijke mensen’. Een andere bekende bibliofiel, Octave Uzanne, publiceerde in zijn tijdschrift Le Livre Moderne (1890) bovenstaande gravure van een van deze onuitgegeven tekeningen: ‘La lecture du grimoire’. Uzanne merkte daarbij op dat hij hiervoor niet de toelating van zijn vriend had gevraagd omdat deze hem al lange tijd een dergelijke ets van een ‘oude bibliofiel’ beloofd had! Wel had Rops een gravure met dezelfde titel gemaakt voor het poëzieboek Rimes de Joie (1881) van de Brusselse schilder en kunstcriticus Théo Hannon. Deze ‘lectuur van het toverboek’ werd heel klassiek voorgesteld, ver van de erotisch provocerende stijl van Rops, en staat nu in zijn oeuvre gecatalogeerd onder de (ironiserende?) titel L'Art moderne ou La Lecture du grimoire…
Cent légers croquis sans prétention pour réjouir les honnêtes gens; de tekeningen raakten verspreid na de veiling van Noilly’s bibliotheek in 1886; https://www.erfgoed-kbs.be/collectie/de-coulissen.
‘La lecture du grimoire - Gravure à l'eau-forte par Eugène Fornet d'après un dessin inédit de Félicien Rops’ in Le Livre Moderne - Revue du monde littéraire et des bibliophiles contemporains, 10 juni 1890, p 360-361. Zie ook Eric Min, ‘Een bad in geil en gal – Op stap met Huysmans en Hannon, Rops en Mirbeau’ in De eeuw van Brussel: biografie van een wereldstad 1850-1914 (De Bezige Bij, 2014).
Lees ook ‘Trappisten betrapt’ in Varia 8
Belgische zwans
Bibliofielen met een gevoel voor nostalgische humor verkneukelen zich bij het verhaal van Renier Chalon, alias ‘Le Comte de Fortsas’, die in 1840 boekenliefhebbers van heinde en verre naar het Waalse Mons wist te lokken voor een fenomenale veiling van een onbestaande bibliotheek vol ‘unieke’ boeken. Deze kolossale grap, tien jaar na het officiële ontstaan van België, kan men situeren in een typisch Belgisch fenomeen dat alleen te omschrijven valt (ook in het Frans) als ‘zwansen’: iemand op een grappige vaak absurde wijze beetnemen, niet zelden als een vorm van zachtzinnige spot met de gevestigde orde. Onder de bekende zwanzers rekent men James Ensor, René Magritte en Paul Van Ostaijen. Aan bibliofiele zwanzers stel ik voor het logo over te nemen van de Brusselse Société des Joyeux.
Eliane Van den Ende, Zwans. Humor als Belgische identiteit (Gent, Artha, 2022)
De Nederlandse kunstschilder Edwaert Collier was in de tweede helft van de 17de eeuw bekend om zijn stillevens rond het thema vanitas: de ijdelheid en vergankelijkheid symboliseerde hij vaak met boeken en muziekinstrumenten. Het Leidse Museum De Lakenhal bezit zo’n schilderij waarin het liedboekje Cupidoos lust-hof afgebeeld staat. Collier copieerde minitueus sommige boeken in zijn doeken al veroorloofde hij zich ook artistieke vrijheden. Cupidoos lust-hof verscheen in 1662 maar de schilder voegde er een nieuwe titel aan toe, ‘Amsterdamze Somervreugt’, alsook een gravure (een koe die gemolken wordt). Mogelijk is dit ook een teken van de ijdelheid van de kunstenaar? Colliers werk was in die tijd zo geliefd en veel gevraagd dat hij vaak zichzelf herhaalde in een soort knip-en-plakwerk. Een bijna identieke afbeelding van Cupidoos lust-hof is te vinden op een ander vanitasschilderij.
Natascha Veldhorst, Zingend door het leven. Het Nederlandse liedboek in de Gouden Eeuw (Amsterdam University Press, 2009), p. 138-139; https://rkd.nl/en/explore/images/111396
De naar Parijs uitgeweken ‘erotica’-uitgever Charles Carrington was waarschijnlijk de samensteller van een collectie smakelijke anekdotes over de 'Engelse preutsheid', gedistilleerd uit de scheidingsprocessen van bekende Britten. De Nederlandse bibliofiel Gerrit Komrij genoot ervan en liet zijn exemplaar van een luxe-boekband voorzien.
Les dessous de la pudibonderie anglaise. Expliqués dans: les divorces anglais ou procès en adultére jugés par le banc du Roi et la Cour Ecclésiastique d'Angleterre (Parijs, Charles Carrington, 1898). Houtsnede van Jacques Wely (1873-1910).