Democritus minor
Stoute lectuur
Prekenwinkel
Robinsons portret
Stoet van apothekers
Miskende musicus
Krantenverslinder
Apenbrieven
Boekenverleiding
Dame blanche
Kunstgezin
Goocheltas
Perfecte flegmatieker
Goddelijke Diana
De dure reis
Franse koffie & thee
De vertaler
Biddend handje
Weg met de kaloten
Maison Mommen
Muziek in stereo
Overgediplomeerd
Pijprookster
Gered van boekenwormen
Alfred Stevens (1823-1906) betitelde dit werk als ‘La lecture coquine’. Vind je dit ‘stout’ of ‘ondeugend’, kijk dan eens naar de galerie ‘biblio-erotica’!
Geistlicher Kramer-Laden, voller Apostolischen Wahren, und Wahrheiten. Das ist: ein reicher Vorrath allerley Predigten (Würzburg, Martin Franz Hertz, 1710): de schrijver van dit boek biedt ons een hele voorraad ‘waarheden’ en preken. Abraham van Sint Clara of Johann Ulrich Megerle (1642-1709) was een populaire Duitse monnik en volksredenaar, bekend om zijn geestige preken. Hij was ook een veelschrijver en de stapels op deze prent verwijzen naar zijn uitgebreide oeuvre. De winkelbediende reikt hem een van zijn bekendste boeken aan met de veelzeggende titel Etwas für Alle (Iets voor allen). Zijn moraliserende boeken in volkse stijl genoten destijds zoveel bijval dat uitgevers zijn naam gebruikten voor publicaties die helemaal niet van hem waren!
Het ‘portret’ van Robinson Crusoe in de originele editie (1719) werd gegraveerd door John Clark en John Pine. Het jaar daarop verscheen in Amsterdam de Franse vertaling met een gravure van Bernard Picart die zijn eigen interpretatie gaf aan het voorkomen van de beroemde schipbreukeling. Dit beeld werd op grove wijze in spiegelbeeld gekopieerd door de onbekende illustrator van de eerste Nederlandse vertaling in 1721.
‘Cortège du commandant Général des Apothicaires, le prince Lancelot de Tricanule, à son entrée dans la chambre des Pairs’ is een prent van Honoré Daumier in La Caricature van 1 augustus 1833. Voorafgegaan door een oude trommelaar loopt de ‘commandant van de apothekers’ in ceremonieel kostuum met een spuit (‘seringue d’honneur’) als zwaard. Hij wordt gevolgd door een groepje apothekers: de eerste draagt een injectiespuit, de volgende een kussen voor een toiletstoel en de laatste een pispot! Eigenlijk is het een politieke spotprent: Georges Mouton, luitenant-generaal en graaf van Lobau, wordt gehoond omdat hij een groep demonstranten had laten uiteendrijven door de brandweer. Het thema van water en spuiten heeft Daumier verwerkt in deze karikatuur.
James Ensor werd in 1923 lid van de Oostendse Rotary Club, de eerste in België, en componeerde ter ere van zijn lidmaatschap een pianostuk: “Marche des Rotariens Ostendais”. Ensor nam zijn muzikale werk zeer ernstig en vond het zelfs belangrijker dan zijn picturale oeuvre. Hij kon echter geen muziek lezen of schrijven en speelde zijn eigen werken uit het geheugen waarna andere musici ze noteerden!
‘Der Zeitungsnarr’ is een gravure van Joseph Stöber in Zerrbilder menschlicher Thorheiten und Schwächen (1818). De compositie doet denken aan het bekende schilderij van de ‘boekenworm’ van Carl Spitzweg (1850), maar een ‘krantennar’ was al eerder ten tonele gevoerd met een gravure van Christoph Weigel in Centi-folium stultorum in quarto, oder, Hundert ausbündige Narren in folio (1709). Op het einde van dit boek staat een lege prent die dienst doet als een soort ‘narrenspiegel’: de lezer wordt gevraagd of hij hier misschien thuishoort… Dit is een vroeg Duits voorbeeld van ‘sterniaanse humor’ (zie ‘Naakte drempeldichten’)
In 1852 kreeg een weeskind uit Edam een boek cadeau dat volgens de pastoor vol ‘grove beledigingen’ stond! Het verfoeide werk betrof De brieven van een aap aan zijne broertjes, een vertaling van een Duits boek dat zelf een ‘na-aperij’ bleek te zijn…
>lees ‘apenbrieven’
Voor de ‘boekweek’ van 1921 liet de Nederlandse Uitgeversbond enkele grappige posters ontwerpen. Zie Boekenverleiding
Félicien Rops betitelde deze ets ‘La Dame blanche’. We kijken op de rug van een muzikant die zijn fagot even terzijde heeft gezet. Vermoedelijk wil hij een stuk spelen uit de gelijknamige opera van François-Adrien Boieldieu (1825). Na wat opzoekwerk blijkt het te gaan om Charles-Louis Büch of beter Karl-Ludwig Büch, een Saksische infanterist die zich na de slag bij Waterloo in Namen had gevestigd en daar muziekleraar werd. Hij gaf niet alleen pianoles aan Rops maar componeerde ook een ‘grand galop brillant’ voor zijn eerste communie!
Bekender is een ander portret dat Rops van zijn muziekleraar maakte, ‘Le Bassoniste’ (1874), en dat hij als volgt beschreef: “Arme vader Büch! Ik zie hem nog bij het theaterorkest wachten op zijn beurt. Bijna steeds had hij een hoed naast hem op de grond met daarin zijn grote zakdoek met ruitjes en een bos bloemen voor zijn dochter”.
Edmond Bailly, ‘La musique dans l’oeuvre de Félicien Rops’ in La Plume littéraire, artistique & sociale 1896 p 436-443
In het Amsterdamse Rijksmuseum hangt dit schattig schilderijtje van Laura Theresa Alma Tadema. Ik neem de museumcommentaar over: “Anna, het zevenjarig stiefdochtertje van de schilderes, houdt met beide armen een prent omhoog. Ze moet er omheen kijken, zo groot is het blad – of zo klein is Anna. De familie Alma-Tadema decoreerde hun huis met vele portretten van hen zelf. Mogelijk was dit schilderijtje daar onderdeel van. Het biedt ons een intieme kijk op de wereld van het kind en toont tegelijkertijd liefde voor grafische kunst”. Het museum dateert het doek 1874 maar rechtsonder meen ik 1872 te lezen en dit maakt haar vier jaar oud wat me juister lijkt. Vergelijk het maar met het schilderij ‘This is our Corner’ uit 1873 van haar vader Lawrence Alma-Tadema (nu in het Van Gogh Museum). Links achteraan op de sofa ligt Anna te bladeren in een kunstboek. Op de voorgrond staat haar twee jaar oudere zus Laurence, die later bekendheid verwierf als romanschrijfster en dichteres, terwijl Anna het voetspoor van haar ouders volgde als kunstschilder.
Deze 19de-eeuwse ‘trompe-l'oeil’ is meer dan een ‘oogbedrieger’. Het verfrommelde titelblad trok mijn aandacht want ik kende dit boek. De tekenaar heeft echter ook gegoocheld met de titel: De Gocheltas van Momus betreft wel een bestaand boek maar de ondertitel ‘Inhoudend aardige vertellingen en Quink slagen’ klopt niet. Het originele boek uit 1716 luidde: ‘inhoudende meer als ses-hondert schrander-bedagte, en snedig uyt-gesprooken, zin, pit, punt, en schimp-redenen’. De uitgever was fictief: ‘Te Nergens, by Jillis Overal, in de Steekel-Baars’. De tweede editie ‘met veele stukjes vermeerd’ (Den Haag, François Moselagen, 1730) gebruikte dezelfde titelprent maar wijzigde de datum.
Zie ‘oogbedrieger’ & ‘Drukke drukkers’
Volgens de fysiognomie, meer bepaald de gelaatskunde, zou aan het uiterlijk van een mens zijn persoonlijkheid af te lezen zijn. In de 19de eeuw verschenen talrijke handboeken over deze ‘wetenschap’. Dit voorbeeld koos ik uit omwille van deze merkwaardige figuur tegenover de titelpagina. In de tekst vond ik volgende uitleg:
“Bekijk deze figuur van boven naar beneden en het zal noodzakelijkerwijs het idee oproepen van een perfecte flegmatieker: geen kracht in de gelaatstrekken, geen spanning in de contouren; overal dezelfde mate van slaperigheid, verlegenheid en nonchalance. Van zo'n eenvoudig, zo timide, zo kalm, zo zorgeloos karakter kunnen zeker geen grote ondernemingen of alomvattende plannen worden verwacht. Zolang men hem in zijn gemak laat, zolang men zijn huiselijke rust niet verstoort, kan de hele wereld om hem heen actief en ontroerend zijn, maar daar heeft hij helemaal geen last van. Ook kan van zo'n karakter nooit verwacht worden dat hij de hand zal reiken aan een revolutie in zijn vaderland”.
Uit deze laatste opmerking, gepubliceerd in 1830, begrijp ik dat deze man zich niets zou aantrekken van de Belgische onafhankelijkheidsstrijd. Verder zocht ik tevergeefs naar een afbeelding van de auteur zelf om zijn karakter te ontleden aan de hand van zijn eigen instructies… Wel blijkt hij vrij eerlijk te zijn: bij de aanvang van het kapittel over de fysiognomie van vrouwen geeft hij toe nooit verliefd te zijn geweest en dat hij misschien daarom beter dit hoofdstuk niet had geschreven!
Friedrich H. Ungewitter, Die Hauptlehren der Physiognomik, Schadel-Lehre und anderer Theorien zur Beurtheilung des äussern Menschen nach Haltung des Körpers, Gang, Handschrift, Manier, etc. (Ilmenau, B.F. Voigt, 1830)
Dit is wel een heel ongewone afbeelding van Diana, godin van de jacht, door Thomas Theodor Heine (1906). In de antieke oudheid werd Diana van Efeze als godin van de vruchtbaarheid afgebeeld met vele borsten. Met heeft verondersteld dat haar oorspronkelijke beeltenis versierd was met grote dadels als symbolen van vruchtbaarheid en dat deze later werden aangezien voor borsten. Haar Griekse variant was de veelborstige Artemis. Ze inspireert nog tot vandaag o.a. de Engelse Sarah Lucas die een hele reeks ‘tits’-beelden produceerde.
Tussen 1912 en 1925 introduceerden de beste mode-illustratoren in het exclusieve tijdschrift La Gazette du Bon Ton de nieuwste stijlen van vooraanstaande Franse ontwerpers. André-Edouard Marty was een van de vier vaste bijdragers. Zijn elegante composities toonden de laatste mode binnen fantasierijke modeverhalen met ook wat onderliggende humor. Een koppel wil graag een grote reis maken en de vrouw troost haar man: “Komaan liefste, ik ben zeker dat we het geld vinden”. Zij draagt wel een avondjurk van de destijds befaamde couturier Georges Camille Doeuillet waardoor er misschien al teveel geld is uitgegeven?! In het concurrerende tijdschrift Journal des Dames et des Modes toont een Parijse ‘bibliofiel’ zijn ochtendpak…
zie ook Boekenjaszak
De Franse schilder en graveur Louis Marin Bonnet ontwikkelde een eigen methode voor het afdrukken van prenten met gouden lijsten. Omdat de Franse regelgeving het gebruik van goud beperkte tot bepaalde ambachtslieden, zoals meubelbouwers, vermomde Bonnet zijn prenten als Engelse import. Hij verkocht ze vanuit een winkel genaamd ‘Au Magasin Anglois’ en vermeldde de fictieve naam ‘Le Marin’ als de buitenlandse uitvinder van de bedrukte lijsten. Maar hij verraadde zich door taalfouten in de titels van zijn prenten. Zo verkocht hij in 1774 naast ‘The Milk Woman’ (links) ook ‘The Woman ta-King Coffee’!
Deze foto werd rond 1860 genomen door Giorgio Sommer, in de Wikipedia omschreven als “een van Europa's belangrijkste en meest productieve fotografen van de 19e eeuw”. Aan de tafel adverteert deze man dat hij Frans vertaalt (‘Si traduce il francese’). Met de ganzeveer in aanslag (nog eentje in de inktpot en eentje achter zijn oor) zit hij blijkbaar langs de straat en beschermt zich tegen de zon. Een jonge vrouw kijkt hem lichtjes misnoegd of vertwijfeld aan. Vertaalt hij een ontgoochelende brief of vindt hij de woorden niet om haar boodschap aan een Fransman over te brengen?
In een geschiedenisboek van de 18de eeuw stak dit papieren ‘biddend handje’ (11x7cm). Nergens vond ik hierover meer informatie en evenmin een gelijkend voorbeeld. Het doet me wel denken aan een ander devoot hulpmiddel: de biechtboekjes (zie Varia 3). Voor een ander merkwaardig vervangmiddel: zie ‘handen schudden’.
Deze affiche had me eerst misleid omdat ik ‘culottes’ gelezen had. Maar niet de broek moest uit maar een ander kledingstuk! Deze poster van Henri Jossot maakte reclame voor het nieuwe linkse weekblad L’Action, een antiklerikaal, anti-autoritair en antimilitair tijdschrift zoals de ‘verfoeide’ figuren in de karikatuur symboliseren. Het Franse ‘calotte’ verwijst naar het kapje of mutsje dat katholieke bisschoppen (vroeger ook priesters) op de kruin dragen. Het werd een spotnaam voor klerikaal en in Vlaanderen een tijd ook in gebruik als ‘kaloot’.
Maison Mommen in Brussel, opgericht in 1853, was gespecialiseerd in de fabricage en verkoop van materiaal voor kunstenaars. Félix Mommen was ook een bekende mecenas die zijn gebouw ter beschikking stelde als atelier en expositieruimte voor kunstenaars. Deze reclameposter van Charles Michel (1896) viel me op door de twee figuren. Een jonge vrouw brengt een tube verf aan op een palet maar ze ziet er te feestelijk uit om te verwachten dat ze nu aan het schilderen gaat. Achter haar vermaalt een jonge man rode pigmenten en dat lijkt wel zwoegen nu hij er in zijn halfblootje bijzit!
In de 19de eeuw waren stereoscopische foto’s populair. Door gebruik van een speciale kijker zorgden de dubbele foto’s voor een diepte-effect. De vroegste exemplaren van stereofoto’s zoals deze (1855-1860) ontstonden door simpelweg twee foto’s na elkaar te maken met exact hetzelfde middelpunt. Maar omdat er een korte tijd zat tussen de twee opnames mocht er niets bewegen! Deze familie moest dus even ‘bevriezen’ tijdens het geposeerde musiceren.
De Antwerpse apotheker Joseph Hubert Ignace Pypers was nauwelijks 36 jaar toen hij overleed, overladen met eretekens en diploma’s die in een boek verzameld werden. “Zoveel activiteit was in staat de meest robuuste constitutie te breken, zodat zijn zwakke lichaam er geen weerstand aan kon bieden. De tering vorderde naarmate hij zich wijdde aan zijn onophoudelijke bezigheden. Hij blies zijn laatste adem uit op 25 mei 1848 om één uur in de ochtend, betreurd door zijn vele vrienden, betreurd door alle apothekers aan wie hij talloze diensten verleende, zelfs ten koste van zijn leven!” Gediplomeerd tot in de dood toe…
Wat is er zo bijzonder aan dit schilderij? Het staat in de veilingcatalogus vermeld als “Ecole Flamande du XVIIe siècle. Scène de taverne, la fumeuse de pipe”. Nee, het is niet bijzonder van kwaliteit en de veilingmeester schatte het rond de 300 Euro. Wel bijzonder is de afbeelding van een rokende vrouw. In de meer dan 100 werken die je over ‘rokers’ terugvindt in de gegevensbank van het Amsterdamse Rijksmuseum staat er geen enkele rokende vrouw!
De Engelse arts Thomas Mouffet maakte in 1590 zijn boek klaar om gedrukt te worden maar vond geen uitgever omdat de voorziene afbeeldingen tot te hoge drukkosten zouden leiden. Na zijn dood kwam het manuscript in handen van de Franse arts Théodore Mayerne. “Die legde het enige tijd terzijde, waarna hij het manuscript naar eigen zeggen uiteindelijk uit een stoffige hoek van zijn studeerkamer te voorschijn haalde en het redde van de wormen en motten. In 1634 volgde dan eindelijk de publicatie”. Het van boekenwormen geredde naslagwerk was een ‘Theater van insecten of zeer kleine dieren’!
Citaat: Didi van Trijp, ‘Over boekenwormen’ in Tot publijcque dienst der studie – Boeken uit de Bibliotheca Thysiana (Hilversum, Verloren, 2023) p 184.
Lees meer over boekenwurmen
In het prachtige boek van bovenstaand citaat staat ook het verhaal van de eerste levende olifant die Hollanders in 1484 konden aanschouwen. Bij een poging het dier met een schip te transporteren verdronk het! Olifanten maakten die tijd grote indruk zodat ze vaak opdoken in afbeeldingen die geen direct verband hielden met de inhoud van het boek. In de Bibliotheca Thysiana vond ik volgende prenten (respectievelijk uit 1486, 1499 en 1598).