Democritus minor
Het Amsterdams antiquariaat Schierenberg adverteert het als ‘the only known copy of an early Dutch work on billiard sports’. Nu ik het zelf toevallig in handen heb ben ik nieuwsgierig geworden: Het biljartspel. Eene volledige handleiding voor liefhebbers, biljarthouders, marqueurs enz. Zamengesteld na eene veeljarige beoefening in de voornaamste steden van Europa (Deventer, A. ter Gunne, 1855). Inderdaad een zeldzaamheid want er is geen exemplaar beschikbaar in Nederlandse of Belgische bibliotheken! In januari 1856 adverteerde de uitgever het boek voor 30 cent in verschillende kranten: “Voor iederen liefhebber van dit edele spel is het deze kleinigheid zeker honderdmaal waardig”.[1] Nemen we deze aanprijzing even letterlijk: het boek zou dan 30 gulden waard zijn, wat vandaag overeen komt met ongeveer 750 euro.[2] Antiquariaat Schierenberg vraagt er nu 500 euro voor: een ‘koopje’ dus? Toch is het boekje niet de oudste Nederlandstalige handleiding. Die eer lijkt weggelegd voor De reglementen tot het edele spel van de billard, met de reglementen tot het edele spel genaamt à la guerre; getranslateert uyt den druk van Parys (Den Haag, Cornelis van Zanten, 1732). Het duurt meer dan een eeuw voor een nieuwe publicatie het licht ziet: Beknopt onderrigt in verschillende kaartspellen, alsmede in het dam-, schaak-, billard-, domino- en trictracspel (Den Haag, H.C. Susan, 1849). Enkele jaren later komt dan Het biljartspel uit bij een respectable uitgever: “A. ter Gunne, in 1830 te Deventer gevestigd, behoort tot de uitgevers, die hun beroep alles behalve lichtvaardig opvatten. Al wat hij uitgaf droeg den stempel van zorg. Hij zelf was een geletterd man, een man die een goede taal schreef en niet dulden kon, dat er uit zuinigheid of uit slordigheid zooveel knoei- en knutselwerk in de wereld kwam”.[3] Maar volgens anderen was deze uitgever “om zijn jatwerk berucht”![4] Wie wat gejat heeft weet ik niet, maar Het biljartspel verscheen nog in 1871 in Amsterdam bij Gerardus Theodorus Bom,[5] al is er verder ook van dit boek geen spoor in bibliotheken te bekennen. Bom is volgens Wikipedia uitgever van “kinderboeken, maar ook handboeken voor werk en recreatie, en boeken met een hoge amusementswaarde voor jong en oud”. Hij had in 1863 reeds een ander boek op de markt gebracht: De bekwame biljartspeler – Handboekje om in zeer korten tijd zich in het biljartspel te bekwamen, dat elders enkele herdrukken beleefde.[6]
[1] Bredasche courant, Utrechtsche provinciale en stads-courant, Opregte Haarlemsche Courant, Rotterdamsche courant
[2] ‘Koopkracht’ volgens Centraal Bureau voor Statistiek: Prijzen toen en nu.
[3] Arie Cornelis Kruseman, Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 2 (Amsterdam, P.N. van Kampen & zoon, 1887 p 691).
[4] W. van den Berg, Haarlemse kringen: vijftien verkenningen naar het literair-culturele leven in een negentiende-eeuwse stad (Uitgeverij Verloren, 1993 p 82).
[5] Advertentie in Algemeen Handelsblad van 6 november 1871.
[6] Alkmaar, P. Kluitman, [1870]; Utrecht, Gebr. Van der Post, 1875; Amsterdam, D.B. Centen, [1876];
Het biljartspel was blijkbaar populair in de tweede helft van de 19de eeuw. Zelfs de bekende wiskundige David Bierens de Haan was er door begeesterd en berekende de natuurkundige krachten tussen keu en bal: “Het is hier niet noodig, eene lofrede op het billardspel te houden: alleen zij opgemerkt, dat het geacht wordt voor het ligchaam eene even nuttige en edele uitspanning en inspanning te zijn, als het schaakspel voor den geest; vandaar dat beide tot de edele spelen worden gerekend. Het billardspel, naar het schijnt ongeveer drie eeuwen oud, is vooral van aard veranderd, sedert Mingaud den top der Queue met een stukje leder of kurk voorzag, en daardoor den excentrischen stoot invoerde, waardoor alleen het mogelijk werd, aan den bal die bijzondere bewegingen mede te deelen, welke aan dit spel juist het eigenaardige belang bijzetten. En het is dan ook eerst door deze verbetering, dat de beschouwing van het billardspel van meer bijzonder wetenschappelijk belang is geworden, door den speler in de gelegenheid te stellen, de bewegingen aan den bal mede te deelen, die de theorie aangeeft, en omgekeerd, weder verschijnselen in het leven te roepen, die door de natuurkundigen moeten worden uitgelegd. Deze theorie zelve behoort echter mede tot de meest ingewikkelde en zamengestelde in de leer der beweging; en op die wijze kan zij hier niet worden behandeld. Ik stel mij hier slechts voor, de uitkomsten der theorie zoo duidelijk en eenvoudig mogelijk af te leiden en hare oorzaken steeds te doen inzien.”[1]
[1] David Bierens de Haan, Het biljart. Leiden, A.W. Sijthoff, [1870]; het betrof een ‘door den schrijver herzien en verbeterd’ wetenschappelijk exposé: ‘Iets over het billard’ in Album der natuur, 1858, 7(1) p 65–92. Een wiskundige theorie van biljart was al eerder gepubliceerd: Gaspard Coriolis, Théorie mathématique des effets du jeu de billard (Paris, Carilian-Goeury, 1835).
Maar welke biljartspeler laat zich bij zijn stoot leiden door de kennis van deze fysische krachten? Nee de echte liefhebbers zijn begeesterd door het genot en de spanning van het spel. Dat wordt op ironische wijze geïllustreerd in het kluchtspel De billard, gepubliceerd in Amsterdam in 1731. In eigen beheer anoniem uitgegeven (‘gedrukt voor den autheur’) wordt de klucht toegeschreven aan ene Gerrit van der Groe. Wie is deze auteur? Gaat het om Gerrit van der Groe (1707-1757), vader van predikant Johan Hugo van der Groe (1735-1818)? Zo’n kluchtspel lijkt me niet thuis te horen in dit streng gereformeerd milieu. Misschien kwam het uit de pen van de Amsterdamse notaris Gerrit van der Groe, maar deze overleed reeds in 1722. Blijft dus een raadsel wie dit kluchtspel schreef.
“Ik wil gaerne geloven, dat dit myn Kluchtspel niet zal behagen aan de meeste Lezers; in 't geheel niet aan diegenen, die geen kennis van ’t Billardspel hebben, alzo het voor de zulke een onbekende en ongehoorde zaak is, dewelke nooit met genoegen gelezen kan worden; ten deele, zelfs niet aan die geen die Liefhebbers van de Billard zyn, al zoo ik niet onbewust ben dat hier in eenige woorden en manieren van spreken voorkomen die op andere plaatzen ongebruyklyk zyn, en voor ymand, die 'er niet van onderregt is aanstootelyk schynen.”
Ten tonele verschijnen Jan, de biljartmeester, zijn knechtje Barend, zes vaste klanten (Loosheyd, Ledigheyd, Losbol, Ongeluk, Geluk, Gierigheyd) en een rijke vreemdeling (Overdaad). Ze spelen elk op hun manier – met genot en frustratie, winst en verlies, kunde en gesjoemel – maar beamen allen “dat de Billard een Edel Spel is”, meer dan welk ander spel ook:
Laat een ander op de kaart
Spelen, en zyn tyd passeren
Geen spel is 'er soo vermaart,
'T welk de Billes evenaart.
Weergaloos dan is Billard.
Ente prysen haar beminnaars
Die (en 't valt dit spel niet hard)
Alle soort van spelen tart.[1]
[1] Zie ook ‘Lof der billard-, schaak-, dam-, kolf-, kegel-, domino- en der verschillende kaartspelen’>> Lustige lofzangen