Een boontje voor vermageren

Louis Paul Boon schreef tussen 1959 en 1978 voor de Vlaamse krant Vooruit dagelijks een cursiefje. Een groot deel van deze ‘Boontjes’  werd later gebundeld maar dit stukje uit 1974 wacht nog op heruitgave. Het manuscript werd in maart 2023 geveild voor bijna 300 euro.

Vermageren

 

Mensen, ik word beschaamd als ik mezelf ergens zie lopen. Ik bedoel, als er toevallig ergens een grote winkelruit is waarin ik me weerspiegeld zie. Dat kort dik mannetje, met die buik en dat jasje dat niet meer toekan, ben ik dat?

   Ik zou dan kunnen huilen van spijt en ergernis en kolere op mezelf. En aan de andere kant, wat kan ik eraan verhelpen? Ik heb nu de patatjes afgeschaft, want van patatjes blaast ge op, zeggen ze me. Ik neem alleen nog het vlees en de groenten.

   En dat vlees is meestal geroosterd op dat ding in gevlochten ijzerdraad, hoe noemen ze dat weer in het Vlaams, een grille. Geen mogelijkheid dus om er boter of vet of wat anders onder te steken, dat mijn kalorieën doet toenemen.

   ’s Noenens haal ik mij geen biertje meer, maar drink ik slappe thee met veel citroen in. En neem ik wat gehakt vlees zonder het minste beetje vet, op een enkel onnozel boterhammetje van maar zo groot.

   En als het tijd wordt om huiswaarts te keren, dan stap ik dat café voorbij waar ik altijd nog een pintje ging drinken. Het schoonste moment van de dag was dat: na gedane plicht rustig een glaasje bier te genieten en naar leven en beweging op het plein kijken.

   Ik stap daar nu voorbij en denk: het is daar een ijzerwinkel en kloefnagelen heb ik niet meer nodig. Die baas uit het café moet ook al aardig opgekeken hebben, als hij mij nu elke dag ziet voorbij stappen. Misschien denkt hij: die is zeker kwaad op mij? Of heeft hij een nieuw café gevonden, waarvan de bazin hem meer aanstaat?

   Ja, dergelijke zelfonthoudingen leg ik mij op, en wat is het gevolg? Dat ik nog altijd hetzelfde korte dikke ventje blijf. Daar hebben het mij al genoeg mensen gezegd. Mijn schoonmoeder zag u overlaatst nog op teevee, zeggen ze me dan, en ze verschoot er echt van: is dat dat Boontje van vroeger? zei ze, zo dik dat hij geworden is!

   En dan ga ik weer op de weegschaal staan, die bijna doorslaat, de wijzer die gelijk zot begint te draaien, en dan op om of rond de tachtig kilo blijft staan. Tachtig kilo, het is een schande.

   Zo rond donderdag of vrijdag is het dan, dank zij slappe thee en mager vlees en veel bittere onthoudingen, achtenzeventig geworden. Maar ja, met het weekend wil ik dan toch eens iets anders dan een geroosterd biefstuk, een kippenbilletje of zo. En dan komt er bezoek en presenteert ge een druppelke.

   En drinkt ge een druppelke mee, hoe gaat dat nietwaar, ge kunt toch de mensen niet alleen laten drinken, ge moet santee zeggen wilt ge niet onbeleefd zijn.

   En zo wordt het maandag en ge staat op de baskuul en ’t is wéér tachtig kilo. Als het geen tachtig-en-half is geworden.

   Het is vandaag dinsdag, met veel opoffering en een beetje verdriet zal het nu misschien weer negenenzeventig kilo zijn.

Boontje

 

Deel deze pagina